241 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

241 Things

Dames en heren!

Ik heb geen plaatjes, ik ontdekte te laat dat dat de bedoeling was. Maar eigenlijk komt het wel goed uit, want voor wie goed luistert is dit een klein beeldenstormpje.

Ik val meteen met de deur in huis door te zeggen dat wij volgens mij niet in een tijd leven waarin illegaliteit de motor van de kunst zou moeten zijn. De kunst zelf is te zwak, ze is geen maatschappelijke factor van betekenis en heeft daardoor bij illegaliteit niets te winnen. Iets anders is dat er uiteraard kritisch moet worden nagedacht over de ontwikkelingen in de wereld, maar kritiek is nog wat anders dan illegaliteit. Illegaliteit is nodig bij sterke, onderdrukkende wetten waar de hand aan wordt gehouden door sterke, onderdrukkende wetshandhavers. Maar ons probleem is niet dat de politieke en sociale structuren waarin wij leven te sterk op ons drukken, maar dat de machthebbers zelf er op allerlei manieren te gemakkelijk onderuit kunnen. Onze democratie is in de loop der tijd tot in de details uitgebouwd, verfijnder en verfijnder geworden. De bureaucratie die van die ontwikkeling het bijna natuurlijke gevolg is, is voor de macht een zegen. In het uitdijen van een bureaucratie zit altijd een omslagmoment waarop de dingen naar de letter nog steeds democratisch zijn, maar naar de geest niet meer. In het woud van regels dat is geschapen om iedere groep en subgroep zo eerlijk zijn rechten te geven, wordt het steeds moeilijker de bomen nog te zien, en dan slaan de zakkenvullers en fraudeurs toe. Bureaucratie is de illegaliteit van de macht. Daar vindt het heimelijke terugpakken plaats, wordt de vermeende roofzucht van de fiscus gecompenseerd, tot bouwgrond gemaakt wat volgens de afspraken groen zou blijven, de hand gelicht met milieu- en gezondheidsnormen, en zo kunnen we nog even doorgaan. De bureaucratie heeft de macht schizofreen gemaakt. Spreken doet zij met de woorden van de democratie, die voor de officiële voertaal doorgaan, maar gedacht wordt er in onvervalste ‘me, myself and I’-termen. Vandaar dat de monden bij dat spreken altijd zo druipen van de huichelachtigheid, altijd zie je die valse glimlachjes, de slecht verborgen binnenpret om de toegesproken kudde die er toch weer met open ogen intuint. Je hoeft maar twee minuten naar een toespraak van Bush te kijken en het is niet meer om aan te zien. Over onze eigen leiders zwijg ik nu maar even.

De democratie zoals die zich heeft ontwikkeld, daar komt het op neer, is niet zozeer een middel gebleken om een opeenstapeling van macht te voorkomen als wel om de macht ongrijpbaar te maken. Want wie heeft de macht? Je kunt wel zeggen ‘de grote landen’ of ‘de multinationals’, maar wie zijn dat dan? De macht is onpersoonlijker dan ooit en niet meer aan bepaalde politieke of maatschappelijke ideeën of tradities gebonden, het enige idee dat zij nog heeft is dat van geld. Zo is het althans in het Westen. Daarbuiten vermoeden wij krachten die zich nog wel op tradities baseren, religieuze tradities bijvoorbeeld, en daar kunnen wij behoorlijk bang van worden. Want als zij hier komen halen wat wij hier allemaal hebben ‘opgebouwd’, zoals dat heet, dan zijn wij nog niet jarig. Wij weten maar al te goed hoe onstuitbaar een hebzuchtig volk kan worden, in onze eigen gloriedagen hebben wij zelf uit naam van God en vaderland de halve wereld leeggeroofd. Maar nu zitten wij in het andere kamp, met niet al te veel zelfvertrouwen en bovendien sterk vergrijzend, weliswaar met een voorbeeldige openheid naar de wereld (vinden wij zelf), maar als het erop aan komt toch zonder effectieve weermiddelen en aan alle kanten kwetsbaar. En in dit klimaat, dat alom als rommelend en dreigend wordt ervaren, met overal mensen die voor de zekerheid alvast hun eigen schapen op het droge trekken, zou nu een zekere opklaring kunnen worden bewerkstelligd door illegale acties van kunstenaars? Dat lijkt me op z’n zachtst gezegd onnozel.

Het eerste probleem is de onduidelijkheid over wat nu precies het doelwit zou moeten zijn van die acties. Waar richten ze zich eigenlijk tegen? Ik geef twee voorbeelden waaruit blijkt dat de kunstenaars zelf het ook niet weten.

Vorig jaar mocht ik het meemaken dat ik werd uitgenodigd op de kunstacademie van Enschedé, de AKI, om deel te nemen aan een symposium over opstand. Toen ik ’s ochtends het gebouw naderde waren studenten op het grasveld bij de ingang een gigantisch kunstwerk aan het maken van tientallen op elkaar gestapelde supermarktkarretjes. Even later toen ik binnen stond en werd verwelkomd door een docent, werden we onderbroken door een van de studenten van buiten. Hij kwam zeggen dat ze de supermarktsculptuur met het gebouw wilden laten versmelten en dat ze daarvoor een ruit moesten ingooien. ‘Mag dat?’ vroeg hij aan de docent. ‘Een ruit ingooien? Daar zit ik niet op te wachten,’ was het antwoord. ‘Oké, dan niet,’ reageerde de student, en hij droop af. Daarmee was het opstandgehalte van het symposium meteen getekend. Er werd niets te berde gebracht dan onbevlogen gezemel. In de forumdiscussie die de dag afsloot riep ik op een goed moment uit louter balorigheid: ‘Er moet meer gezag komen!’ De volgende dag kreeg ik in een enthousiaste e-mail te horen dat ik zeer behartigenswaardige dingen had gezegd waar ze ‘heel veel aan hadden gehad’. Als dank werd mijn kop op de cover geplaatst van het in boekvorm uitgegeven jaarverslag van de AKI. Zo makkelijk is het nu om beroemd te worden, gewoon zeggen dat de opstand niet doorgaat. Vanavond zeg ik dat weer, maar ik hoop van harte dat het deze keer anders zal aflopen, en dat Mister Motley de eer aan zichzelf zal houden.

Een tweede voorbeeld van illegaliteit zonder doel komt van de Biënnale van Venetië, ook vorig jaar. Ik was daar met kunstcritica Anna Tilroe, die de ervaring waar ik op doel al eerder treffend heeft omschreven, en ik gebruik dan ook, met toestemming, haar woorden.

“We krijgen hier van een bekende internationale curator een voddige roze krant in de hand gedrukt. Survival Guide for Demonstrators staat erboven. De krant staat vol tips voor demonstranten over de beste demonstratieplaatsen in diverse wereldsteden, trein- en busverbindingen, veiligheidsmaatregelen en over rechten bij arrestatie. In een hoekje staat een dankwoord aan een paar bekende curatoren en een zeer eigentijds museum. Aha, dit is een kunstwerk! Dat verklaart waarom nergens een verklaring te vinden valt die zegt waartegen gedemonstreerd moet worden. Dat zou van de krant een politiek blaadje maken, en dat is de bedoeling niet. ‘I like demo’s,’ schrijft de kunstenaar, Jota Castro, terloops. ‘() The more alternative, the merrier.’

Lekker leuk demonstreren! Dondert niet waartegen, want dit is een conceptueel kunstwerk, dat wil zeggen dat het vooral gaat om het idee, in dit geval het idee van speels en alternatief zijn. Precies zo moeten we Utopia Station begrijpen. Het is een zit- en internethoek in de Arsenale, een van de tentoonstellingsgebouwen van de Biënnale, waar een chaos heerst van posters, folders en informatiestands. Het geheel doet denken aan de ‘aksie’-sfeer uit de jaren zestig, maar dan zonder enige richting. Niets wijst terug naar de echte utopisten. Nergens is een denkbeeld te vinden over een toekomstige wereld. Wat we hier wél in volle omvang zien is dat de kunst zich dolgraag weer wil engageren. Maar niet meer weet hóe en met wát.”

Welnu, de hier omschreven toestand spreekt ook uit het thema van deze avond. We worden geacht te spreken over verschijnselen als graffiti, stickeren en het stelen van tentoonstellingen, maar het is niet duidelijk welke graffiti er bedoeld wordt, wat er op die kunstenaarsstickers allemaal staat en welke tentoonstellingen er dan precies gestolen moeten gaan worden. Of wordt bedoeld dat graffiti in zichzelf al artistiek en illegaal genoeg is, bij voorbaat in orde omdat het graffiti is? Nu zijn er prachtige graffiti-werken gemaakt, bijvoorbeeld ter opfleuring van de ijzeren rolluiken die onze winkelstraten ’s nachts tot zulke rattenriolen maken. Maar er is ook gigantisch veel graffiti-shit, die heeft bijgedragen aan de verloedering van onze steden. Net als zeer velen ben ik van mening dat de privatisering het staatsbedrijf der Nederlandse Spoorwegen heeft ondermijnd, maar ik voel niet dat daar nou iets aan is gedaan door de kunstenaar die de bank waarop ik laatst mocht meereizen van boven tot onder heeft volgespoten met FUCK HELL. FUCK HELL, godbetert, hoe kom je erop! Dit soort acties is niets anders dan het spiegelbeeld van de smakeloosheid waarmee vooral de buitenranden van onze steden al sinds jaar en dag worden volgeplempt met junkarchitectuur, en onze binnensteden visueel vervuild met een wildgroei aan reclame-uitingen. Het stadsbestuur van Parijs heeft enkele jaren geleden het verstandige besluit genomen op de Champs Élysées alle straatreclame te laten verwijderen, maar Frankrijk is dan ook een relatief autoritair land waar de autoriteiten nog weleens een decreet kunnen uitvaardigen. In ons door en door democratische land gaat het anders. Zo heeft de gemeente Rotterdam onlangs het bedrijfsleven ter plaatse opgeroepen méér reclame aan de lantarenpalen te gaan hangen. De stad met de grootste haven ter wereld kan namelijk de straatverlichting niet meer betalen, en het leek de wethouder wel een goed idee om daarvoor dan zo’n reclamepot in het leven te roepen. Briljant, heeft het stadsbestuur gedacht, ook weer opgelost!

Onder aanmoediging van de overheid wordt de stad dichtgeplamuurd met beelden die naar hun aard tot op de bodem leeg zijn. Alsof wij op den duur niet collectief door die leegte worden aangetast, alsof wij door zo’n visuele omgeving niet langzaam naar een mentaal vacuüm worden gedreven. Dat zou je de legale illegaliteit van de macht kunnen noemen: dáár zouden kunstenaars eens wat tegen moeten doen.

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, gevangen als wij inmiddels zijn in een alsmaar oplopend ongeduld, waarbij we de beelden die niet in een nanoseconde op ons netvlies blijven kleven al nauwelijks meer een kans gunnen. Het antwoord dat kunstenaars op die zorgelijke ontwikkeling hebben bedacht, is dat ze zich gaan uitdrukken in dezelfde soort beelden als waarmee wij al worden overspoeld, onder het motto van vuur met vuur bestrijden. Iemand die die strategie bewust toepast is de Italiaans-Zweedse regisseur Erik Gandini, die vorig jaar op de IDFA met zijn documentaire Surplus de Zilveren Wolf won. Gandini vindt, en dat is ook de ondertitel van zijn film, dat wij worden ‘geterroriseerd tot consumeren’, dus dat belooft wat. Surplus is wat je een visueel manifest van de anti-globalisering zou kunnen noemen, en een belangrijk woordvoerder van die beweging, John Zerzan komt in de film ook aan het woord.

Surplus is een verzameling mooie en vaak ook verrassende beelden. We zien bijvoorbeeld een volkomen hysterische dikzak op een podium die een zaal vol Microsoft-personeel opzweept. We zien een locatie in India waar 40.000 arbeiders gigantische schepen slopen om het ijzer opnieuw te gebruiken, prachtige beelden met al die roestkleuren. We zien wereldleiders die met de juiste lipbewegingen (Gandini kent zijn special effects) anti-globalistische leuzen uitkramen. En toch is de film, Zilveren Wolf of niet, als analyse van een zekere toestand in de wereld mislukt. Gandini heeft rake beelden gevonden, zonder meer een verdienste, hij is thuis in de computermanipulatie, ook een verdienste. Maar hij maakt die beelden niet ondergeschikt aan een bepaalde visie en je vraagt je sterk af of hij die wel heeft. Er is in die film wel een klepel maar geen klok. Zo voert hij Cuba op als het aards paradijs, volstrekt naïef, alsof we nog veertig jaar terug leven, in de tijd dat Harry Mulisch bruingebakken terugkwam uit Cuba en hier de loftrompet over Castro begon te steken. Zou het misschien zo zijn dat de bewust nagestreefde reclame-achtige stijl van Gandini een inhoudelijke visie automatisch in de weg gaat zitten? Heeft de reclame immers niet het fabelachtige vermogen beelden van de meest gruwelijke inhoud, maar wel met een hoog-esthetisch uiterlijk, naar een politieke neutraliteit te manoeuvreren (met als pregnantste voorbeeld Benetton)?

Belangrijke vragen voor Mister Motley, dunkt mij. Want ook hij lijkt, gezien de sterke nadruk op mooie beelden in zijn blad, aangestoken door de angst dat onze hersens alleen nog via onze visuele cortex zijn te bereiken. Dat is gevaarlijk, want als je even niet oplet ben je volkomen ingelijfd bij de vrije en blije plaatjescultuur, ook al streefde je aanvankelijk nog zo oprecht naar de illegaliteit.

Ik dank u.

http://www.cornelbierens.nl/

Uitgesproken Amsterdam, 12 februari 2004, Cornel Bierens

Raymond Roussel
Jasper Johns' studio

Replica door Joe Fig

Raymond Roussel

De schrijver Raymond Roussel werkte op 19 jarige leeftijd koortsachtig aan zijn eerste grote roman La Doublure. Hij sloot de gordijnen van zijn werkkamer zorgvuldig om te voorkomen dat het licht van zijn genialiteit door de ramen naar buiten zou ontsnappen. Bovendien wilde Roussel ook niet worden afgeleid worden door de banaliteit van de wereld der gewone mensen. Zijn boeken kwamen voort uit niets anders dan zijn eigen grenzeloze verbeelding.

Veel hedendaagse kunstenaars sluiten hun studio het liefst even hermetisch af als Raymond Roussel. Zo ken ik een kunstenaar bij wie het atelier zich direct achter de woonkamer bevindt maar altijd zijn de schuifdeuren potdicht. Soms, als hij een boek gaat halen, probeer ik naar binnen te gluren maar het is onmogelijk om een glimp op te vangen. Zijn scanner staat in Het Atelier maar er is geen denken aan dat ik daar, aan de andere kant, zelf een scan mag maken, of zelfs maar mee mag lopen.

Achterdochtig door zoveel geheimzinnigheid fantaseer ik soms over een illegale fotograaf die zich daar mogelijk verborgen houdt en de maker is van al zijn kunst. Of dat deze vriend zijn kunst kopieert uit oude encyclopedieën of ranzige porno. Dat is het fijne van de kunstpraktijk vandaag de dag, alles kan als bron dienen om te komen tot een werk, alles is dus mogelijk.

Het atelier is van oudsher de magische plek waar het werk ontstaat en tegelijkertijd is het ook de gevangenis waar de kunstenaar vele uren eenzame opsluiting moet verdragen. De werkruimte is de plek waar de twijfel als vocht steeds weer door de muren heensijpelt en de kunstenaar astmatisch naar lucht doet happen. Iedere kunstenaar in het atelier is een eenzame held.

Studio van Pollock

Replica door Joe Fig

Kunstenaar Jackson Pollock had de eenzaamheid van zijn atelier nodig om te komen tot expressie in zijn unieke drip paintings. “ I am nature’ was zijn repliek op het eeuwenlange streven van kunstenaars om de natuur te kopiëren. Als een gladiator staat hij temidden van zijn doeken die op de grond liggen en laat de verf van zijn stokje druipen. De kunstenaar en zijn werk zijn één. Uitgerekend deze plek, deze beladen plek van expressie en drama, is als een replica te vinden op een foto van Joe Fig.

Een miniatuur sculptuur waarin de studio van Pollock heel precies is nagemaakt (gebaseerd op de foto’s van Hans Namuth ) laat de meester zien temidden van zijn doeken op de grond, met de verf in precies de goede tinten om hem heen. Ieder detail klopt. Deze sculpturen vereisen kennis van het perspectief, van kleur en inzicht in de kunstenaar. Het vakmanschap van Joe Fig wordt alom geprezen en zo lijkt er weer een genie nodig om de perfecte kopie te maken. Hoe fascinerend ook, toch komt het werk niet echt los van het voorbeeld, van kitsch en het Gepetto-syndroom.

Ook Charles Matton maakt replica’s van studio’s en ze zijn als foto’s te zien in een catalogus. Zijn ateliers zijn even precies en even miniatuur in elkaar geknutseld als die van Joe Fig.

Rhinoceros: Homage to Eugene Ionesco​​

Kijkkast door Charles Matton, mixed media

Matton wilde graag realistische interieurs maken zoals de schilders van de 17e eeuw maar dan op een moderne manier, dus zonder al dat ambachtelijke werk. Hij dacht er aanvankelijk over om vrienden in hun atelier te fotograferen en dan over te schilderen. Niet te moeilijk. Uiteindelijk werd het een kijkdoos waarin een atelier heel exact was nagemaakt en deze werd door Matton gefotografeerd: heel tijdrovend en het omgekeerde van wat hij van plan was. De dozen hebben veel succes (want iedereen houdt stiekem wel van poppenhuizen).

Toch gaan zijn kijkdozen een stap verder, de kijkdozen laten steeds een soort oer-idee van de beeldhouwer of schilder zien. De bolle sculpturen van de moderne beeldhouwer vullen de ruimte, de chaos staat centraal in de studio van Francis Bacon. Een nijlpaard staat model midden in de studio. Deze vreemde dozen stellen in al hun fantasie en precisie de vraag naar de werkelijkheid die buiten onze blik bestaat, buiten onze aanwezigheid zelfs.

Tisch

Replica van Fischli und Weiss hun eigen studio door henzelf

Ook Fischli en Weiss maakten een kopie van een studio, van hun eigen atelier in dit geval en op ware grootte, en alles, zelfs de pakken sap, is precies nagemaakt. Even pijnlijk precies als Joe Fig. Maar in plaats dat je als door een sleutelgat het heiligdom van de kunstenaar bespiedt loop je door hun werkelijkheid, hun even banale werkelijkheid als ons eigen dagelijkse leven. En juist de ontmantelen van de wereld en de enorme relativering maakt deze kopie geniaal.

In plaats van de deur op slot te doen nodigen ze iedereen uit om hun heiligdom binnen te komen. Maar er valt hier niets meer te stelen, ze hebben zichzelf al gestolen.

Studio van Warhol

Replica door Joe Fig

Jasper Johns' studio

Replica door Joe Fig

http://www.joefig.com/

Boites Comme Fins en Soi

door Charles Matton

http://www.charlesmatton.com/

Zonder talent geen kunstonderwijs.

Talent is aangeboren. De ontvanger ervan verkeert in een staat van genade.

Het lijkt in dat opzicht op het aangeboren koningschap, dat net als het talent buiten categorieën van rechtvaardiging staat. En net zoals het koningschap subversief is ten opzichte van de democratie, is het getalenteerde kunstenaarschap dat ten opzichte van de maatschappij.

Een constructief soort van subversiviteit. Eerst ondermijnt het waarneming en kennis, om daarna in de vrij gekomen ruimte het fundament te leggen voor hernieuwd waarnemen en denken.

Magritte’s schilderij ‘l’Etat de grace’, is een verbeelding van talent.

We zien hier het absurde samentreffen van een zwevende rokende sigaar met een fiets die er bovenop staat. Op het sigarenbandje een uil.

Wijsheid in een ongekende luchtigheid met als riskant reisdoel: het domein van nieuwe betekenissen.

Talent bevat vermogen en verlangen.

Om vat te krijgen op deze mysterieuze substanties, worden ze in het hedendaagse kunstonderwijs uitgedrukt in competenties, die de bakens zijn voor studenten en docenten, bij de zoektocht naar de startkwalificaties.

Maar een mysterie laat zich nooit geheel vangen in formules, en ingrediëntenlijstjes.

Als kunstopleiding moet je het willen doorgronden, maar je moet erkennen dat er factoren zijn waar je geen vat op krijgt, en dat het juist dezen zijn die je bloed sneller doen stromen, je doen wankelen in je overtuigingen, en je tot herbezinning van je curriculum dwingen.

Een Academie die de gevoeligheid en het instrumentarium hiertoe bezit, kan talent tot bloei brengen.

Door ‘maar wat aan te rotzooien’, zonder besef van competenties, kan een geweldig oeuvre ontstaan.

Talent licht op.

Letterlijk en figuurlijk.

Een beroemde getalenteerde die letterlijk oplicht is Mr. Ripley.

Zijn verlangen naar een andere sociale status is zo sterk, dat zijn talent tot zinsbegoocheling hem in staat stelt de wereld om zich heen zo te herscheppen, dat zijn ambities gerealiseerd worden. Waar dat niet lukt leidt dat excessen; hij slaat aan het moorden.

Riply is een dwaallicht.

Het talent waar wij ons mee bemoeien, werpt nieuw licht op situaties die zijn gehuld in de nevel van conventies. Ook dit talent moet kunnen moorden: de slachtoffers zijn

‘his/her darlings’.

Talent is gewelddadig en geweldig.

Talent is een lust en een last.

Bij de geboorte van het talent is de academie niet aanwezig.

Bij de ontwikkeling ervan echter is de KABK prominent aanwezig, door lusten met lasten te verzoenen, en het gewelddadige constructief te maken.

Dat is een Koninklijke missie.

Werkendam, 29 mei 2007.

De schilderkunst is een van de weinige gebieden waar het letterlijke volkomen kan samenvallen met het figuurlijke.

Dit samentreffen van feitelijkheid met metaforiek is een van de unieke karakteristieken van het werk van Johan van Oord. Hij beschouwt het schilderij als een doos waar dingen in kunnen. Geen afbeeldingen van appels of landschappen, maar schilderkunstige feiten als cirkels die van nature uit de kwast voortkomen, en dan natuurlijk in één kleur. Hij huldigt het adagium van Magritte, dat het mysterie in de feiten schuilt. En net als Magritte verafschuwt hij de abstractie. En net als Magritte verafschuwt hij het ‘artistieke’ gebaar, de ‘gevoelige toets’ de projectie van emoties.

De feiten zijn letters. De ambitie is, om er beelden van te maken die gelijkzaam letter zijn en schilderij. Die even beeldopwekkend zijn als taalopwekkend. Portretten van letters die de abstractie van de letter vermoorden.

De letter die zich vrijgemaakt heeft uit het alfabet, en de schoonheid van zijn nieuw verworven eenzaamheid voorstelt aan de beschouwer.

Hij doet dat eerder als een architect/timmerman/huisschilder dan als een kunstschilder. Eenvoudig door een bouwwerk van een letter te ontwerpen dat in de gegeven ruimte van het doek, de doos past, en dat ontwerp dan vol te maken met verf met alle precisie en vakmanschap die een goede huisschilder tot zijn beschikking heeft. Het is ‘vakwerk’ in de tegenstelling tot ‘artistiek’ werk, met als enige wens om iets volmaakts te maken. De volmaaktheid die alleen in een kunstwerk kan bestaan.

Volmaaktheid door vol te maken.

de er dik bovenop lig kunst

de zo hoort het kunst

de ik ben een kind van de zon kunst

de God is met ons kunst

de ik werk met dieren kunst

de ik werk met textiel kunst

de ik werk met energie kunst

de ik doe iets met mensen kunst

de ik hou van jou kunst

de zo is het en laat maar kunst

de nog een keer kunst

de niet over de streep ga kunst

de zoals het was kunst

de absurd maak kunst

de ik zie zulke mooie dingen kunst

de kijk mij eens kunst

de zo is het eigenlijk kunst

de dit krijg je als je dat doet kunst

de ik heb dit gevonden en er iets mee gedaan kunst

de ik zie wat jij niet ziet kunst

de hoe is het nou eigenlijk kunst

de zo is het en zo blijft het kunst

de kijk mij eens mezelf kwellen kunst

de waar slaat dat nou op kunst

de terug in de schoolbanken kunst

de mijn onderwerp is giraf en ik ga er mee verder kunst

de hoe groter hoe beter kunst

de als het maar ver weg is kunst

de kijk mij eens fijn bezig zijn kunst

de kijk naar je navel kunst

de kijk eens hoe geil ik ben kunst

de ik heb nergens last van kunst

de volle melk kunst

de dat doe ik ook kunst

de dat kan ik ook kunst

de ik wil graag echt zijn kunst

de kijk eens wat ik allemaal gelezen heb kunst

de het is net echt kunst

de fijn vrouw zijn kunst

de zoals het blijft kunst

de voor de lach en de vermaak kunst

de er valt niet mee te spotten kunst

de kijk eens wat ik heb gemaakt kunst

de voel met me mee kunst

de het is niet wat je denkt kunst

de van dik hout zaagt met planken kunst

de ik ben zo kunst

de romantiek van het kladblaadje kunst

de gladde glibber kunst

de constateer kunst

de laten zien dat het zo is en gaat kunst

de als je dit doet krijg je dat kunst

de terug naar af kunst

de kijk eens hoe eerlijk ik ben kunst

de ik ben er nog mee bezig kunst

de ik heb dit gelezen en dat gemaakt kunst

de ik heb dit gezien en er iets mee gedaan kunst

de leve de verwarring kunst

de ik doe het voor jullie kunst

de met bijna niets en toch heel veel kunst

de ik werk zo kunst

de ik voel zo veel kunst

de er fijn samen aan gewerkt hebben kunst

de doe maar raak kunst

de ik laat zien waar het vandaan komt kunst

de laat maar komen kunst

de laat je maar gaan kunst

de het gesprek ertussen kunst

de ik vond dat het zo moest, ik heb dit gedaan en nu is het goed kunst

de oh wat erg kunst

de er is al zoveel kunst

de uit zijn verband ruk kunst

de als je dit bij dat zet kunst

de ik het er iets mee gedaan kunst

de nu gebeurt er iets nieuws kunst

de je moet er maar op komen kunst

de draadjes mag je wel zien kunst

de samen met de computer kunst

de het royale gebaar kunst

de je mag meedoen kunst

de het is ook nog bruikbaar kunst

de ik stel aan de orde kunst

de ik zet aan het denken kunst

de laten we de maaltijd bereiden kunst

de ik doe boodschappen kunst

de doe iets met de ruimte kunst

de ik vind ruimte heel belangrijk kunst

de ik vind eigenlijk alles heel belangrijk kunst

de ja maar zo kan ik het ook kunst