Ik ben in 1985 geboren en heb daardoor de opkomst van het Internet meegemaakt als opgroeiende tiener. In tegenstelling tot mijn zeven jaar jongere broer kan ik me een tijd herinneren waarin Internet nog niet bestond, en was ik volbewust van de grote veranderingen die het met zich meebracht.
In de vroege jaren negentig stond er thuis een modem die toegang bood tot het zogenaamde BBS (Bulletin Board System.) Het BBS legde een verbinding tussen jou en een groep lokale netwerkgebruikers die allen vol afwachting naar hun zwarte schermen staarde, wachtend op de verschijning van groen gekleurde teksten. En inderdaad, het BBS bleef bij tekst. Zelfs de ‘adventure game’ bestond enkel uit tekst, desondanks ging er een onbekende en opwindende wereld voor mij open, een interactieve digitale wereld waarin het mogelijk werd met anderen – echte mensen van vlees en bloed! – te communiceren.
Soms kom je nieuwe technologieën tegen en weet je meteen dat dit best wel eens iets heel belangrijks zou kunnen zijn. In-ter-net. Het was ’96 of ’97. De mogelijkheden van deze nieuwe wereld drongen nog niet tot mij door, ondanks mijn avonturen in de omgeving van het BBS. Op dat moment kende ik maar één persoon die een computer had met Internet, mijn gadgetfreak oom. In zijn huis tuurde ik nieuwsgierig over de schouder van mijn zus, die geduldig wachtte op de tergend langzame modem die een kleurenfoto van Marilyn Manson deed verschijnen op een fanpagina. Hierna ontvouwde de virtuele wereld zich voor me in de vorm van ICQ messenger, Hotmail, Angelfire, persoonlijke webpagina’s, LiveJournal; en zo geschiedde.
Trouwens, toen ik voor het eerst de naam Hotmail tegenkwam was ik ervan overtuigd dat dit een of ander homo-erotische website zou zijn. Ik heb me altijd afgevraagd of anderen dezelfde associatie deelden of dat dit een manifestatie van mijn puberale denken was.
Een aantal andere eerdere eerste ontmoetingen die ik me duidelijk kan herinneren zijn: Facebook, Google, mijn eerste SMS, mijn eerste smartphone, etcetera. Laten we vooruitspoelen naar mijn laatste, mogelijk meest indrukwekkendste technologische openbaring: de Oculus Rift. Het idee van virtual reality kennen we allemaal wel. The Lawnmower Man verscheen immers al in 1992. Maar het is pas sinds kort dat we dichterbij de mogelijkheid komen om virtual reality als een dagelijks gebruiksvoorwerp in te zetten. Hoewel de Oculus Rift alsnog niet op grote schaal beschikbaar is, zijn tijdens het schrijven van dit artikel, (amateur)gameontwikkelaars druk bezig met het spelen, experimenteren, en creëren van nieuwe werelden met een prototype van het apparaat.
Ik ben op een verjaardagfeest van een vriend die toevallig gameontwikkelaar is. De groep opgewonden feestgangers wordt naar zijn studeerkamer beneden geleid waar de belofte van de virtuele wereld gehuisd wordt in een grote zwarte bril, ook wel bekend als de Oculus Rift. Ik neem plaats en zet het apparaat op mijn hoofd, waarna heel mijn gezichtsveld wordt gevuld door twee LCD schermen die samen tot één beeld worden samengevoegd. Ineens bevind ik me op het Toscaanse platteland. Boven mij zweven wolken en kleine stofdeeltjes, vlinders fladderen voorbij. In de verte zie ik heuvels bedekt met cipressen. De bladeren aan de bomen waaien met de wind. Ik draai mijn hoofd, en deze digitale wereld draait met mij mee. Leunend over de balustrade van het balkon voel ik een angststeek door mijn lichaam trekken bij het zien van de torenhoge hoogte. Wanneer ik mijn handen langs mijn ogen zwaai zie ik niets – ah, dit zou moeten zijn hoe een geest zich voelt!
Mijn ogen wennen snel aan het beeld van deze prototype Oculus Rift met zijn korrelige, substandaard scherm vol pixels, alsof mijn hersens maar al te graag de totale onderdompeling in de digitale wereld als waarheid willen accepteren. En uiteraard ligt daar de kern van het ‘gevaar’ van deze nieuwe technologie: hoe zal het leven veranderen als de fysieke en de digitale wereld niet meer van elkaar te onderscheiden zijn? Zullen we onze huizen nooit meer hoeven te verlaten? Zullen we ons liever in de digitale wereld begeven? Hoe zal dit onze relaties met anderen beïnvloeden?
De Oculus Rift heeft één groot mankement. Wanneer je met je hoofd draait wordt dit geaccepteerd en begrepen door het lichaam. Maar dit geldt niet zodra je je lichaam binnen het spel heen en weer beweegt. Het is te vergelijken met wagenziekte: het stilstaand lichaam kan zich niet verenigen met de reizende geest, en zo ontstaat er misselijkheid.
Terwijl ik terug naar het feest loop, en mijn maag alsnog draait, wordt ik steeds bewuster van mijn bewegingen, en dat mijn lichaam, geest, en zicht weer één zijn. De onenigheid was opgeheven. Maar zodra ik weer op de bank zit en om me heen kijk bekruipt me de ongemakkelijke gedachte: zou het kunnen dat de onenigheid altijd aanwezig is, and dat ik hier aan gewend ben geraakt? Zou het kunnen dat alles wat ik elke dag zie niet meer is dan een film, een sluier over de echte werkelijkheid gedrapeerd? Dat het leven zelf een virtuele wereld is? Dit zijn uiteraard geen baanbrekende nieuwe gedachtes. Maar voordat ik de wereld van de Oculus Rift heb gekend heb ik nooit eerder op zo’n sterke, concrete, en intense manier de mogelijkheid gevoeld dat de werkelijkheid alles behalve werkelijk zou kunnen zijn.