239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things

The art student at the School of Visual Arts in New York baked tens of thousands of cupcakes for a colourful installation in her home state of Dallas,

http://www.pilotafrica.com

The art student at the School of Visual Arts in New York baked tens of thousands of cupcakes for a colourful installation in her home state of Dallas,

http://www.pilotafrica.com

Tip 1
In het boek Stil de tijd gaat het Joke Hermsen om de tijd die je terug krijgt als je je even terugtrekt uit het normale dagelijkse leven. Die persoonlijke of innerlijke tijd valt niet in eenheden als uren of minuten uit te drukken maar wordt ervaren. Ze pleit voor meer innerlijke tijd. Want pas als je je bewust bent van het belang van die tijd, kom je tot reflectie en creativiteit.

Denkt u dat mensen creatiever zouden worden als ze meer tijd zouden hebben?
Ik denk het wel, want rust ontspanning en nietsdoen zijn voorwaarden om de verhouding tot die andere tijd vrij te leggen. Dat merk je als je af en toe uit die kloktijd breekt en gaat wandelen en naar muziek gaat luisteren of gaat mediteren. Dan merk je dat je in een ander soort tijd terecht komt die ook met ‘een dieper zelf’ verbonden is, zoals de filosoof Henri Bergson dat noemde. Een innerlijke tijd is tevens de bron van je creativiteit en van je authenticiteit.
Geeft u ook concrete aanbevelingen?
Ja om minimaal een middag in de week vrij te houden. Durf eens niets te doen.

Uit interview met Katja de Bruin. Lees meer in Stil de tijd, Joke Hermsen, de Arbeiderspers

Tip 2
'Tijdens het tekenen kom ik helemaal tot rust, dat is een soort verslaving. Om te werken moet ik het rationele uitschakelen: dat is het proces. Wat ik vaak doe als ik aan een werk begin is om me helemaal te verplaatsen in de personage die ik ga maken, ik schrijf de gedachten en overwegingen van de personage die ik maak allemaal op, en ook hoe die persoon mij beschrijft, mijn reliëf spreekt. Dat is een enorme vrijheid, dat schrijven, je verplaatsen en die perspectiefwisseling Als je geblokkeerd bent in je werk is dat een persoonlijke barrière, dat je iets moet toegeven. Ik heb zo mijn eigen manieren ontwikkeld om in de roes van het werken te raken, eigen rituelen. Soms heb ik wel de hele dag in mijn atelier nodig om in die roes te raken. Ik ga dingen uitvoeren, praktische dingen doen om dat proces te versnellen. Rituelen, vaste gewoontes waardoor het op gang komt.'

Tip van Femmy Otten
Uit het boek Rainer Maria Rilke, Brief aan een jonge kunstenaar, verplichte literatuur voor jonge kunstenaars.

Tip 3
Een tip voor tekenaars en schilders, koop een klein goedkoop kladblokje en een bicpen, of een potlood, wat je prettig vindt. Teken het kladblok achter elkaar helemaal vol, niet ophouden tot het helemaal vol is ga eventueel de nacht door neem er een fles wijn erbij en niet smokkelen, geen 'mislukte' tekening er uit scheuren, en niet oordelen.

Tip van Erik Mattijssen

Tip 4
Tegenwoordig lijkt alles uit het hoofd te moeten komen, maar het is juist de beweging die het lichaam op gang brengt en je in je contact brengt met je gevoel of intuïtie. Als je niet aan het werk komt, ga wandelen, rennen, tai chi, dansen, alles als je maar zweet en beweegt. Dat helpt je weer op gang. Bij gepieker over je werk: bewegen maakt je hoofd leeg en geeft ruimte voor nieuwe dingen en oplossingen.

Tip van Wendela van der Hoeven

Tip 5
Wat ik adviseer bij een werkblokkade: zoveel mogelijk meedoen met projecten, ook al lijken ze ver buiten je normale aandachtsgebied te liggen, meedoen aan performanceworkshops, voor anderen gaan werken, de hele week naar het Studium Generale gaan, tot je helemaal murw bent van al die theorie en maak dan iedere avond een tekening over hoe jij over die dingen dacht of wat je daar voelde. Je kunt ook iedereen in de klas een interessante brief schrijven, een piepkleine tentoonstelling van je werk organiseren in de etalage van een brillen- of wolwinkel, een verkleedfeest organiseren en daar een speciale setting voor creëren, doen alsof je een opdracht krijgt van een kardinaal om een fresco te maken voor een belangrijke kapel, etc. je kunt deze dingen ook samen met iemand doen, misschien wel met mensen van buiten de kunst, maar medestudenten van de academie kan ook.

Tip van Marian Theunissen

“That which is creative, creates itself” ––John Keats

Op school mag niets meer ongezegd blijven; alles moet besproken worden. Het kind wordt het recht ontzegd zijn geheimen te koesteren. Voor dagdromen, fantaseren of verdringen lijkt geen plaats. Elke minuut van het kinderleven moet betekenisvol zijn. Maar kinderen willen pretentieloos spelen en experimenteren. De mogelijkheid om beelden en gedachtes te vormen die zich in het verborgene van de geest aan het zicht van anderen onttrekken, mag hen niet ontzegd worden.

Ik leef bij de gratie van de talloze beelden die zich elke driehonderdste milliseconde aan mij opdringen. De afstand tussen bewust en onbewust lijkt minimaal. Doelloze gedachten domineren mijn brein en rijgen zich aaneen tot ontelbare, vluchtige denkbeelden. Elke handeling en elke vorm van gedrag wordt voorafgegaan door fictieve plannen en fantastische voorstellingen.

Op de kleuterschool herkende men al vroeg mijn vermogen om uitzonderlijke tekeningen te maken. Waren ouders en onderwijzers competent om aanleg herkennen? Op grond van welke criteria beoordeelde men mijn tekeningen? Als ik ze analyseer dan vallen realiteitsgehalte, detaillering en intensiteit op. De verbeelding is niet opvallend eigenzinnig of expressief. Het kleurgebruik oogt realistisch. De afbeeldingen hadden betrekking op recent gemaakte uitstapjes, kabouters en fantasiedieren. De uitdaging was om de imaginaire beelden zo perfect mogelijk af te beelden. Kinderen streven geen expressiviteit na. De zichtbare strijd van het scheppen, de gestolde motoriek van het schilderen, waarderen alleen volwassenen.

Mijn talent had weinig te maken met kenmerken die van belang zouden kunnen zijn voor een toekomstig kunstenaarsschap.

Gedurende de lagere schooltijd tekende ik naast ontelbare muizen met menselijke uitstraling, geheime overlevingsvoertuigen die konden rijden, vliegen en duiken ook historische anekdotes zoals de onthoofding van van Oldebarneveld. * Veel kunstenaars zeggen zich al vanaf hun jeugd buitenstaander te voelen of waarnemer te zijn en een grotere receptiviteit te bezitten voor hetgeen er om hen heen gebeurt.

Onderwijzers interpreteerden de bloederige tekeningen als uitingen van psychische gestoordheid of gezinsproblemen. Ze legden impliciet een verband tussen artistieke kwaliteiten en geestelijke abnormaliteit. Ik bezat onmiskenbaar een zekere drang om te shockeren. Bloederige, enge taferelen leenden zich daar goed voor. Niet alleen bewondering werkt stimulerend, ook een negatieve respons stimuleert de drang om te scheppen; ik zal ze eens wat laten zien! Het gevoel een outcast te zijn genereerde energie.

Op mijn twaalfde kreeg ik les van een leraar met een vlinderstrik, die zich als kunstenaar manifesteerde. Als rolmodel, waarnemer, fantast en subversieveiling creëerde hij een omgeving die inspireerde. Het vertrekpunt vormde het idee van de leerling, voortdurend refererend aan de kunst en het kunstenaarschap. Hij had vertrouwen in het idee van de leerling. Die houding sprak ook leerlingen die weinig met kunst op hadden aan. Hij nam zijn eigen handelen waar, stelde zijn oordeel uit en bleef continue alert. De leerlingen geloofde in de oprechtheid van de leraar. Hij was, zonder dat hij het wist, een voorloper van wat nu authentiek leren genoemd zou kunnen worden.

Nog steeds werd ik gezien als een talentvolle leerling. Dat hield een belofte in, die alleen nog even waargemaakt moest worden. De stap naar de academie leek van zelfsprekend.

De belofte is gebleven. Maar hoe langer die standhoudt des te kleiner de kans dat hij wordt ingelost. Gaandeweg raakt de persoonlijke identiteit verbonden met de identiteit als kunstenaar. Dat maakt stoppen onmogelijk. Indachtig Bourdieu lijkt het kunstenaarschap een jas die ik niet uit kan trekken want dan ben ik naakt.


Een fotografieopleiding heb ik nooit gehad. Wel heb ik een tijd op een academie gezeten, maar niet als student. In 1986 kreeg ik een aanstelling als docent fotografie op de Rietveld.

De eerste opdracht die ik de studenten gaf was in de kantine te gaan zitten met een camera. Het moment mochten ze zelf uitkiezen. ’s Morgens vroeg als er nog geen student was. Een uur of twaalf als het begon vol te lopen. Of ’s avonds als de deeltijdstudenten erbij kwamen. Allemaal best, zolang ze maar een rolletje volschoten met hun ogen dicht. De bedoeling was om de kijkspieren los te maken.

Wat precies uit die opdracht is gekomen, weet ik niet meer. Wel weet ik dat ik na dat jaar een gesprek met de directie had. De directie gaf mij te kennen dat ze de indruk hadden gekregen dat het afgelopen jaar de bodem van mijn fotografische kennis in zicht was gekomen. Ze zagen er geen brood in nog langer van mijn diensten gebruik te maken.

Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die inzakken als de directie van een gerenommeerde academie ze te verstaan geeft dat de bodem van hun fotografische kennis in zicht is gekomen. Maar ik zat er niet mee. Ik vroeg om een schriftelijke bevestiging dat mijn contract niet verlengd werd. Met de reden erbij graag. Ik vond het niet erg, want ik had mijn Rode Map. Mijn map waarin ik alle Afwijzingen en Teleurstellingen verzamelde.

Zoals met alle verzamelingen... ben je er eenmaal aan begonnendan wil je ze afmaken, compleet hebben. Die map moest vol. In de afwijzing van de Rietveld werden twee gaten geperforeerd en ze ging bij de andere afwijzingen.

Achteraf gezien had ik misschien een te grote map genomen. Maar het goede eraan was: om hem vol te krijgen moesten er veel afwijzingen komen. Dus moest ik ook veel aanvragen doen, balletjes opgooien, voorstellen indienen, mijn werk laten zien, solliciteren. Aanvragen die gehonoreerd werden, gingen in de Groene Map. Daarin verzamelde ik Toekenningen en Andere Successen. Het was wel wat optimistisch dat ik daarvoor net zo’n grote map had genomen als voor de Afwijzingen en Teleurstellingen.

Het is dankzij deze twee mappen dat ik erachter ben gekomen dat afwijzingen een positief effect hebben op je carrière. Hoe dat in elkaar steekt, kan ik het beste laten zien aan de hand van een grafiek.

Op de x-as heb ik de jaartallen gezet, van 1980 tot nu.

Op de y-as mijn inkomen omgerekend in euro’s.

Geen betere maat van succes dan je omzet.

In 1986, toen mijn contract op de Rietveld niet werd verlengd, is een klein dipje te zien. Zoveel verdiende ik daar niet. Niemand niet, nog steeds niet. In 1995, toen ik ophield met fotograferen en begon met schrijven, kwam een veel grotere dip.

Interessant om daar het aantal jaarlijkse afwijzingen tegen af te zetten dat ik verzamelde voor mijn Rode Map. Nu wordt het even hogere wiskunde want ik ga twee schalen over elkaar heen zetten. De schaal van het aantal afwijzingen over de schaal van de omzet in euro’s.

Maar waar het om gaat is: de eerste vijftien jaar heeft de grafiek afwijzingen dezelfde vorm als mijn inkomen. Er is dus een directe correlatie tussen afwijzing en artistiek succes.

Ook als ik in 1995 stop met fotograferen en ga schrijven zie je de afwijzingen de omzet volgen, zij het minder precies. Beide dalen omdat ik schrijven nog niet onder de knie heb. Ik oefen de hele dag, weinig tijd om aanvragen te doen, er komen ook minder afwijzingen binnen.

Heel langzaam begint mijn inkomen na 2000 weer te stijgen, ik krijg opdrachten. Aanvragen doe ik steeds minder. Dan begin ik in 2003 op de website PhotoQ een rubriek waarin ik foto’s analyseer als een detective. Dat slaat aan en in 2004 vraagt de Volkskrant me of ik wekelijks een persfoto wil analyseren. Gestaag gaat het inkomen omhoog. Terwijl het aantal afwijzingen drastisch daalt, ik doe steeds minder voorstellen en aanvragen.

Dat is de periode dat ik in rustiger vaarwater kom. Het inkomen stijgt verder en verder, de afwijzingen dalen tot ze elkaar kruisen, hier, februari 2012. Laat dat nou net het moment zijn waarop de Rietveld mij vraagt de opening van hun eindexamententoonstelling te doen.

De opening van de eindexamententoonstelling!

Ja, dan zit je op rozen.

Op het gevaar af aanmatigend over te komen kan ik het niet laten vier tips te geven voor de aanstormende kunstenaar.

1)Koop twee ordners, maak de ene rood en de andere groen. Stop de afwijzingen in de rode, de toezeggingen in de groene.

2)Hou je niet bezig met zelfpromotie. Je hoeft je werk niet op te hemelen. Ontdek je iets, kom je al werkend iets tegen waarover je enthousiast bent, houd dat dan niet voor je. Vertel het aan iedereen die het horen wil. Je vrienden, je ouders, de bakkersvrouw op de hoek. Mocht er dan iemand bij komen staan die je werk verder kan helpen, je kent die types wel... praat dan rustig door.

3)Vertel over je werk in heldere en directe bewoordingen, geen jargon. Als de bakkersvrouw afhaakt, dan moet je het de volgende keer anders vertellen. Zo leer je je werk steeds beter te begrijpen.

4)Wees niet te kieskeurig. Aas niet alleen op de top. Laag instappen heeft grote voordelen. Daar krijg je ruimte om te experimenteren en uit te vinden waar je werk over gaat. Goed dat te weten voor je later voor de leeuwen wordt gegooid.

Who can does, who can not teaches!’ schreef Shaw. Daar bedoelde hij mee dat als je werkelijk goed bent in een vak dat je dat vak dan liever als onderzoeker beoefent dan als docent.

In veel vakken wordt lesgegeven door lesboeren, die zelf ook al geschoold zijn door lesboeren. Het woord lesboer klinkt te oneerbiedig, maar het verschijnsel is onmiskenbaar. Zo hebben de meeste onderzoekers zichzelf opgeleid onder leiding van een onderzoeker.

Hoe voorkom je nu dat onderzoekers en docenten te ver uit elkaar groeien? Allereerst door zoveel mogelijk docenten aan te nemen die zelf onderzoeker zijn geweest, het liefst met succes.

Maar daarnaast door leerboeken, klappers en practicumhandleidingen zo te schrijven dat ze een beeld geven van hoe het in de onderzoekspraktijk werkelijk toeging en toegaat.

De meeste schoolboeken zijn geschreven vanuit de kennis en wijsheid van het heden. Ze behandelen de rode draad van de geschiedenis van het vak en haar diverse disciplines van begin tot het eind. In leerboeken zul je niet of nauwelijks dwaalwegen of doodlopende ontwikkelingen tegenkomen. En als dat gebeurt weet je van te voren dat het een vergissing was. In practicumhandleidingen zul je geen proef tegenkomen die een of wortel uit de geschiedenis van het vak verduidelijkt. Zo krijg je het idee dat het vak zich ontwikkelde van een kant en klare vraag naar een antwoord dat voor het oprapen lag. De kennis en het inzicht worden gedoceerd aan de hand van de rechtvaardiging ervan.

Maar je kunt een vak toch ook behandelen aan de hand van haar ontdekkingsgeschiedenis? Door niet alleen de grote lijnen te behandelen maar ook de cruciale keerpunten? Als een iteratief proces van gissen, missen en raken. Dan leid je en passant ook toekomstige onderzoekers op. En vertel je toekomstige leraren hoe onderzoekers te werk gaan.

Tip 1
Maak een werk voor één persoon, iemand die je waardeert, wiens inzicht en mening je hoog hebt. Dit hoeft niet per sé iemand te zijn die je kent, maar dat kan wel helpen. Een goede vriend of vriendin, een familielid of een collega kunstenaar. Beperk je publiek dus tot één persoon. Publiek is vaak zo abstract en onzichtbaar. En soms blijkt dat publiek jezélf te zijn, dat kan dodelijk zijn. Door het te richten aan één persoon, maak je je boodschap persoonlijk en tegelijkertijd kun je gericht communiceren.

Tip 2
Als je vast zit: zet een stapje terug. Vraag je zelf even af: waar was het mij eigenlijk te doen geweest? Wat wil ik eigenlijk vertellen? Dan blijkt soms dat je ergens in verstrikt bent geraakt: in het materiaal, een medium of in een verkeerd verhaal. Met een heel ander medium of gedachte kun je in één keer raak schieten.

Tip 3
In ogenschijnlijke tegenstelling tot de vorige tip: vergeet het verhaal even. Vergeet het waarom. Verplaats de vraag van ‘waarom’ en ‘waar komt het vandaan’ naar: waar wil ik naar toe’ of ‘wat zou ik willen bewerkstelligen’? In plaats van het verleden, de toekomst in!

Tip 4
Aanvaard dat je als kunstenaar leeft met paradoxen.Je hoeft zelf niet alles op een rijtje te hebben om een goed kunstwerk te maken. Sterker nog, soms maak je iets tegen beter weten in. Gebreken en tekortkomingen kunnen de meest vruchtbare elementen zijn in een kunstwerk of in een proces. De mooiste kunstwerken zijn nooit helemaal waterdicht.

Tip 5
Begin iets concreets.
Nodig 3 collega-kunstenaars uit voor een samenwerking. Stuur iets van jezelf (een tekening, gevonden foto, persoonlijk dingetje) door naar de ander, met de vraag daar een beeldende bijdrage aan te leveren, een visueel commentaar. Diegene stuurt het vervolgens weer door naar de volgende, die ook weer zijn/haar reactie levert op jou bijdrage. Ondertussen heeft je collega-kunstenaar ookiets naar jou opgestuurd, waar jij weer op moet reageren. Uiteindelijk circuleren 4 kunstwerken door jullie groepje, waarbij jij dus één keer zelf iets begint, en 3 maal moet reageren op wat de ander je heeft toegestuurd. Dit zal je helpen te aandacht te verleggen, te reageren op iets waar je niet om hebt gevraagd, maar wel wilt geven, zoals dat vaak gaat in de kunst.
Maak harde afspraken over de tijd; zorg dat je elke week iets hebt doorgestuurd, zodat je na een maand een kleine verzameling hebt.

Tip 6
Als bovenstaande niet helpt, maak een reis. Ga bijzondere dingen zien. Dat hoeft natuurlijk niet altijd beeldende kunst te zijn.