Via sites als Amazon en Google Image Labeler verdienen honderden goedkope arbeidskrachten een centje bij. Mechanische Turken worden deze internetwerkers genoemd. Ook beeldend kunstenaars maken van hun diensten gebruik.
‘Wat doe jij voor de kost?”
"Ik ben een Mechanische Turk.”
Dat klinkt absurd maar is het niet. Wereldwijd zijn er miljoenen zogeheten MTurken uit tientallen landen actief: mensen met een computer en een internetverbinding die al klikkend en tikkend wat centen verdienen. Er komen dagelijks nieuwe digitale internationale arbeiders bij, in Afrika zelfs per mobiele telefoon. Inmiddels hebben ook beeldend kunstenaars de voordelen van deze goedkope werkkrachten ontdekt: op internet verschijnen nu de eerste kunstprojecten waarvoor Mechanische Turken zijn ingezet.
Via internet arbeid organiseren is een interessant gegeven. Landsgrenzen worden met gemak overschreden, en een sofinummer is niet noodzakelijk – het enige wat je nodig hebt is een bankrekening. We kennen al de beelden van Aziatische jongeren die urenlang zitten te gamen voor mensen in het rijke Westen, maar er zijn meer vormen van online werken op afstand.

De Mechanische Turk deed in november 2005 zijn intrede bij Amazon en is gestoeld op het idee dat we allemaal onderdeel zijn van een grote machine. Voor bedragen van een paar centen tot meerdere dollars zijn er op internet taken te verkrijgen, zogenaamde HITs (Human Intelligence Tasks) die verschillen in moeilijkheidsgraad. Zo kun je bijvoorbeeld steekwoorden bij foto’s of video’s aankruisen, plaatjes op kleur rangschikken, vakantierecensies voor websites schrijven of links over UFO’s verzamelen – dat laatste levert 15 dollarcent per link op. Omdat de bedragen zo luttel zijn, wordt Amazons Mechanische Turk-site ook wel spottend ‘de virtuele sweatshop’ genoemd. Toch verdienen velen er hun maandinkomen, en anderen wat zakgeld.
De term Mechanische Turk is afkomstig van een legendarische schaakcomputer uit 1770, die de Hongaarse uitvinder Wolfgang von Kempelen maakte op verzoek van keizerin Maria Theresia. Op oude etsen is te zien hoe een pop met een tulband, de Turk, achter een kast zat waarop een schaakbord was bevestigd. Toeschouwers dachten dat de ruimte eronder leeg was en dat de pop het schaakbord bestuurde. In werkelijkheid zat er gewoon een mannetje in verstopt dat goed kon schaken. Via een uitgekookt systeem kon hij de stukken zien en met de arm van de pop verzetten. Het apparaat, destijds een mechanisch wonder, reisde als een exotische ker- misattractie langs de vorstenhoven. Edgar Allen Poe deed in 1836 een poging om de wer- king van de Turk te beschrijven, om zo aan te tonen dat er wel een schaker van vlees en bloed in moest zitten. Zijn essay Maelzel’s Chess Player wordt nog altijd gezien als de eerste ‘whodunit’: wie belazerde de boel en hoe?
In onze tijd heeft een omkering plaatsgevonden: creëerden mensen eerst voornamelijk machines die het leven vergemakkelijkten, nu hebben machines mensen nodig om taken goed uit te voeren. Een goed voorbeeld van deze omkering zijn captcha’s, een soort kleine puzzeltjes die alleen door een mens kunnen worden ingevuld. Iedereen die wel eens internet gebruikt, stuit vroeg of laat op een captcha: bijvoorbeeld in de vorm van verwrongen cijfers of letters die je moet natypen als je op Facebook een handeling verricht. De computer weet dat correcte interpretatie van deze gegevens door een mens moeten zijn ingevoerd, een machine kan de vervorming immers niet interpreteren. Dit principe wordt gebruikt om te zorgen dat reacties per mail of op blogs niet door machines worden gegenereerd; dit alles om onzin, reclame en andersoortige spam te voorkomen.
Het invullen van captcha’s kan ook anders gebruikt worden. Op dit moment worden door onder meer Google Book Search duizen- den boeken ingescand. Tijdens dat scanproces gaat er geregeld iets mis en worden letters per ongeluk vervormd. Een machine kan dat niet zien of corrigeren, maar wij wel. Zo kun je elke keer als je een captcha invult, een klein beetje meehelpen om een vervormde inge- scande tekst leesbaar te maken.

Op internet kom je de eigenaardigste vormen van werk tegen. Zo is er bijvoorbeeld het internetproject Payday (alleen voor Amerikanen) waar je 1000 dollar kunt verdienen door 10 mensen een creditcard aan te smeren. Om- dat je je vrienden niet wilt lastigvallen, bied je via een forum 50 dollar voor wie zich aanmeldt voor een nieuwe kaart; dat kost je dus 10 keer 50 dollar – zelf heb je dan 500 dollar verdiend. Payday krijgt van de creditcardmaatschappij 1650 dollar voor elf nieuwe creditcardgebruikers, reclamegeld dat vroeger naar de ‘oude’ media ging.
De Amerikaanse kunstenaar Aaron Koblin maakt kunst met virtuele arbeiders. In 2006 vroeg hij Mechanische Turken om tienduizend handgetekende schapen. Hij bood 2 dollar cent per tekening – het kunstwerk kostte hem dus 200 dollar, de schapen verzamelde hij over een periode van veertig dagen, mensen deden er gemiddeld 105 seconden over, dat betekent dat het arbeidersloon gemiddeld uitkomt op 0,69 dollarcent per uur. Op Koblins website kun je een selectie zien van al deze krabbels, die samen het kunstwerk The Sheep Market vormen. Tegen een witte achtergrond staan duizenden schapen in zwarte lijnen, die allemaal naar links kijken. Sommige schapen zijn heel trefzeker neergezet, anderen juist weer heel knullig getekend.
Een vergelijkbaar kunstwerk, dat Koblin samen met Takashi Kawashima maakte, is Ten Thousand Cents. Voor dit project deelden de kunstenaars een biljet van honderd dollar op in duizend stukjes en vroegen aan Mechanische Turken – die niet wisten wat ze voor zich hadden – een stukje na te tekenen met een tekenprogrammaatje. Online zie je al die duizenden puzzelstukjes samengeplakt in een nieuw biljet (te koop voor $100). Als je op een van die stukjes klikt, zie je in een soort filmpje het voorbeeld en hoe het is nagetekend. Je kunt goed zien wie zijn best heeft gedaan, en wie het erbij heeft laten zitten: die stukjes zijn niet precies. Voor Daisy Bell, Koblins meest recente project met Mechanische Turken, krijgt de kunstenaar volgende week een prijs op het mediafestival Transmediale in Berlijn. Uitgangspunt voor dit kunstwerk is het muziekstuk Daisy Bell uit 1892, dat in de jaren zestig een van de eerste nummers was die met synthetische stemmen werden opgenomen. Ook werd het lied gebruikt in de slotscène van de film 2001, A Space Odyssey, waarin computer HAL zingt.
Koblin gaf iedere individuele internetwerker de opdracht een toon te beluisteren, die vervolgens moest worden nagezongen (6 dollarcent per toon). Daarna smolt hij al deze tonen weer samen tot een muziekstuk. Als je Daisy Bell online bekijkt, zie je een grafische weergave: er trekt een schuif over de notenbalk en je hoort 2088 verschillende stemmen die samen, zonder het te weten, een lied ten gehore brengen – een overweldigende kakofonie. Maar hoe mooi het resultaat ook is, Koblin zegt met zijn werk vooral kritiek te willen leveren op het gebruik van de MTurken. Meestal moeten zij simpele en repetitieve taken uitvoeren. Het werk wordt op contractbasis gedaan en de aanbieders hoeven geen belasting af te dragen, zo worden wetten omzeild rond minimumloon en overwerk. Maar de arbeiders moeten wel hun werk opgeven aan de belastingdienst en het is onmogelijk om je te verenigen in een vakbond. In het geval van Koblins schapen behoort het kunstwerk Koblin toe en niet de tekenaars die voor twee dollarcent per tekening afzagen van hun copyright.
Blogger Andy Baio liet zich door Koblin inspireren en wilde weten wie er nou toch achter de MTurken schuilgaan. Hij vroeg of mensen, voor vijf cent, hun gezicht wilden laten zien. Dat bleek te weinig; slechts twee mensen meldden zich binnen 24 uur aan. Vijftig dollarcent bleek uiteindelijk, na wat geëxperimenteer, het minimum. De opdracht luidde: maak een portretfoto van jezelf voor de webcam en hou een handgeschreven bordje op met waarom je ‘turkt’. "I turk for..." Het resultaat is te zien in een collage op zijn blog: dertig portretten, van tien vrouwen en twintig mannen, tussen de 20 en 30 jaar oud, van uiteenlopende etnische afkomst. 21 van hen turken voor het geld; 9 uit verveling of voor de lol.
Ook in Nederland zijn er kunstenaars die met de Mechanische Turk experimenteren. Kunstenaar Jonathan Puckey (29) werd met vormgeefster Luna Maurer gevraagd om voor Museum De Lakenhal het jaarverslag van 2007 vorm te geven. Ze besloten het jaarverslag door MTurken in het Engels te laten vertalen, in gesproken taal. De meesten waren het Nederlands niet machtig en zeiden wat ze dachten dat er ongeveer stond. Op de website kun je het jaarverslag zien en de interpretaties in het Engels horen. Het is een grappig en ook eigenaardig experiment. Een voorbeeldje van een jaarverslagzin: „Deze omslag in denken gaat niet gepaard bij de gratie Gods”, waarop een stem met Zuid-Amerikaans dialect zegt: „The others in death, to him gave nothing by the grace of God.” Puckey werkt ook mee aan de videoclip van de Utrechtse muzikanten C-Mon & Kypski, waarvoor gebruik gemaakt wordt van Mechanische Turken. Voor het nummer More Is Less maakt videokunstenaar Roel Wouters een clip waarin de fans mee kunnen spelen. Aan het publiek wordt gevraagd een pose na te doen die een van de bandleden in de clip aanneemt. Je krijgt één frame uit de clip geselecteerd die je zo goed mogelijk na moet doen, daarvan maak je een foto met je webcam en die plaats je op de site. De website is heel gebruikersvriendelijk, duizenden mensen hebben de moeite genomen hun beeltenis te uploaden. Al deze foto’s worden, na selectie doorMTurken, door de computer op de juiste plek gezet. Zo ontstaat een filmpje met in elk frame iemand anders. Langzaam groeit een videoclip waarin de muzikanten zich gespiegeld zien in hun fans. In totaal zijn er in de clip zo’n 1400 frames beschikbaar. De foto’s rouleren, de clip ververst zichzelf, zo heeft iedereen zijn eigen ‘frame of fame’, zoals het project ook heet. Degenen die beoordelen of mensen wel de juiste houding hebben aangenomen en de beeldkwaliteit goed genoeg is, zijn ingehuurde Mechanische Turken.

