
Nóra Békés is an artist living and working in The Netherlands.
1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.
Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.
Nóra Békés is an artist living and working in The Netherlands.
Als klein kind vroeg mijn vader vaak, ‘waar denk je aan’? En als er niets in mij omging behalve een stroom gedachtes, niets bijzonders, of iets te gênant om hardop te zeggen zei ik maar, ‘niets’. Waarop hij heel sarcastisch antwoordde: ‘Niets? Hoe is dat mogelijk? Is je hoofd helemaal leeg? Zit daar nu een vacuüm’? Natuurlijk was dit niet het geval, en terwijl ik ‘ja, eigenlijk wel,’ antwoordde stond mijn hoofd continu vol met gedachtes, maar het was in ieder geval een makkelijke manier om het gesprek te eindigen.
Later, als tiener, vulde mijn hoofd zich met een overvloed aan gedachtes en dus zocht ik naar een manier om hier iets aan te doen. Zo kwam ik bij Boeddhistische filosofieën terecht. Volgens deze filosofieën is het doel van het leven om onszelf te ontdoen van deze gedachtes, om zo de Ego uit te bannen en één te worden met het ‘niets’. Dit zou de manier zijn om een einde te brengen aan het alledaagse lijden. Dit heet ‘Nirvana’. Ik heb toen heel hard geprobeerd, maar dit werkte blijkbaar alleen maar averechts, want hoe meer je het niets wil bereiken, hoe moeilijker het wordt. Het niets heb ik nooit ervaren of gezien, totdat ik een punt bereikte waar ik het niet wou zien, of het niet verwachtte te zien. Ik had niet eens door dat het gebeurde, het was er gewoon. En het verscheen in verschillende vormen.
Vorig jaar werkte ik in een kledingzaak. Soms moest ik vanaf de bovenste verdieping de binnenkomende klanten groeten. Een groet is het begin van communicatie, iedere klant moest ik aankijken. Ik geloof dat je via iemands gezicht naar binnen kan kijken. En toen zag ik het: niets. Het is moeilijk te verwoorden, hoewel ik het vaak aan mezelf probeerde uit te leggen, dat ik de leegte, het vacuüm – of niet eens dat – kon zien. Enkel het niets. Geen uitdrukkingen, geen doelen, geen innerlijke processen, maar ook geen teken dat informatie van de buitenwereld verwerkt werd. Het was er. En steeds vroeg ik mezelf af wat er mogelijk gebeurd kon zijn, al die verdiepingen onder mij, dat de inhoud van hun schedels zo makkelijk kon leegvegen.Ook vroeg ik mezelf af of hetzelfde met mij kon gebeuren, ik, die meer uren in dat gebouw doorbracht dan hen.
Zombies in het winkelcentrum
En inderdaad: na het werk ging ik naar huis, zat ik op de bank, staarde naar de muur voor mij, binnenin mij was er niets. Niets te zeggen, niets te voelen, geen drang te eten om iets te doen, maar ook geen gedachtes. Nog schokkender was dat ik vaak probeerde te denken, maar het niet kon. Ik kon geen ideeën meer volgen, omdat het simpelweg wegdreef, zoals wanneer je in een rivier het water zou proberen vast te pakken. Was dit dus de staat die de Boeddhisten probeerden te bereiken? Maar dit was vervelend! En het was ook geen totale, complete staat van niets, ik verlangde namelijk nog steeds voor het iets, voor de wil om te doen, de denken, te zijn. De laatste schreeuw-voor-hulp van het ego die nog niet klaar was te verdwijnen, maar zich er niet genoeg om kon bekommeren om nog op een zinvolle manier te functioneren.
Gelukkig eindigde deze periode zonder al te ver reikende consequenties. Als verse kunstacademiestudent was ik eindelijk vrij te denken, te doen, en te maken. En toen gebeurde het. Ik reisde met de bus door Europa heen. Elke dag van deze reis werd ik overspoeld met indrukkingen, met het besef van mogelijkheden, met de hoeveelheid kunstenaars om over te leren, hoe veel manieren letters op papier gedrukt kan worden, hoe veel relaties… Op de laatste dag was ik extreem vermoeid. Dagenlang liep ik door een onbekende stad, dronk ik te veel bier, rookte te veel sigaretten, en sliep niet echt. In plaats van deze nacht te slapen besloten we terug te reizen. Ik besloot om op de vloer tussen de stoelen in te liggen en te proberen te slapen. Het lukte niet. Klagen had geen zin, en dus begon ik de situatie te accepteren, net zoals ik de vieze grond waarop ik lag accepteerde, de kauwgom aan mijn panty geplakt, de willekeurige objecten die op mijn hoofd vielen…. Terwijl ik daar lag besefte ik dat mijn gevoelens en herinneringen wegsijpelden, en ik verwelkomde de open leegte die er in hun plaats ontstond. Ik hield op met denken. Mijn motivaties en intenties waren verdwenen. Ik wou niets meer. Ik wou niet meer eten of drinken, maar ik wou ook niet meer niet drinken, of niet meer niet eten.
Hetzelfde gold voor alles. Ik dacht niet na, ik wou niet nadenken, gedachten bestonden eenmaal. Mijn ego viel weg. Het werkte niet meer. Daar was het—het ‘niets.’ Het niets binnenin mij, liggende op de vloer van de bus, naast de gevallen jassen, sjaals, sigaretten, starend nar de bewolkte lucht of naar een science fiction film, terwijl ik de Duitse snelweg door mijn lijf voelde golven. Dit was het onverwachte, roemloos moment van Nirvana.