Richard Klein, hoogleraar Frans in New York, kon niet zomaar stoppen met roken. Eerst wilde hij achter de veelvuldige oorzaken van zijn verslaving komen. In zijn boek 'Cigarettes are sublime' zoekt hij steun bij schrijvers en filmers en schrijft hij over de sigaret als verrukkelijk voorschot op de dood.
Het mooiste omhulsel van tabak is de handgeschreven brief.
In het begin van de eeuw zag de Franse schrijver Theophile Gautier op een van zijn reizen naar een Spaanse uithoek dat daar niet alleen de wild gekleurde pakjes, maar ook de sigaretten zelf met woorden in de meest uiteenlopende inktsoorten worden bedekt. Het door zoethout getinte papier moest uit hoogstpersoonlijke brieven zijn gesneden. Als Gautier elke sigaret afzonderlijk bekeek zag hij fragmenten van liefdesverklaringen, zakenruzies, biechtverhalen, smeekbedes, de tabak was in het leven zelf gerold.
De lezer steekt dit verhaal in brand. Hij ziet al die verknipte geschiedenissen krinkelend verdwijnen en hij denkt bij deze oersigaret aan Griekse beelden of de Boroboedoer of aan andere nu zo witte of grijze voorstellingen die eens fel gekleurd waren.
Dertig jaar nadat Gautier in die Spaanse uithoek de brieftabak ontdekt, staat Brassaï 's avonds laat achter een Rolleiflex op driepoot in de Rue St. Jacques te Parijs. Hij kijkt in de lens, maar het is niet bekend wat hij op dat ogenblik met dit toestel wil fotograferen. Niet ver van hem af moet een andere camera staan die de fotograaf bij z'n werk in deze sombere staat betrapt.
Er bungelt een sigaret uit z'n mond, lang, buitengewoon dik en erg wit in die duisternis. Niets bijzonders zou je zeggen, maar Brassaï heeft de foto van een bijschrift voorzien die van de sigaret de hoofdrolspeler maakt.
'Een Gauloise voor een bepaald licht, een Boyard als het donker is' zegt hij, maar hij laat het aan ons over welke sigrate het is geweest.
Nu het zo donker is vermoedelijk een Boyard. Die brandde met een doorsnede van 10,5 millimeter langer dan de Gauloise van 8,7 millimeter. Voor Brassaï was de sigaret niet alleen een genotsmiddel, maar hij gebruikt hem ook als klok om de belichtingstijd voor een bepaalde opname te meten.
Vier jaar voordat Brassaï daar stond te roken schreef Erich Maria Remarque dat wanneer er op het slagveld sigaren en sigaretten werden uitgedeeld het uur van de aanval nabij is. Als de rook naar de longen werd gezogen vermindert de angst om te sterven. De nicotine komt in het bloed, de polsslag gaat sneller, de druk op de slagaderen wordt groter. Elke roker voelt dat er met iedere nieuwe sigaret iets in hem verandert. Hij geniet wel, maar is zich tegelijkertijd bewust van een gevaar dat hij ontkent, al laat hij het zelf tot zijn lichaam toe.
Juist dat zou het nut van roken in een oorlog zijn. De angst van een soldaat is onbestemd, omdat de plaats van een dreiging voorlopig nog niet niet nauwkeurig kan worden aangegeven. Hij steekt een sigaret op en nu wordt het gebied om hem heen getemperd tot zijn hand, tot zijn lippen, zijn mond, zijn longen. Vergelijk het met een ruimteschuwe man, hij rent een brede nog lange brug over, in de palm van zijn hand drukt hij een naald en door die pijn krimpt zijn omgeving tot één punt in zijn huid, hij is al aan de overkant.
De in woorden gehuld tabak, de Boyard als tijdmeter, de shag en het vloeipapier die de vijand verdoezelen, het zijn slechts enkele willekeurige beelden uit Cigarettes are sublime van Richard Klein. Het boek doet denken aan allemaal verschillende getinten stukjes papier die tot een bal zijn samengeperst. Hoe je die ook wentelt, geen kleur krijgt de voorkeur, het wemelt van de verhalen, bekentenissen en bespiegelingen die de sigaret aan z'n vaste doem proberen te onttrekken.
Kleins boek is een paradoxale logzang op de sigaret: toen hij het af had, stopt hij, de dichter van de nicotine, werkelijk met roken, misschien wel voorgoed. Niet omdat hij klachten of omdat hij het eens was met de campagne van jet Amerikaanse ministerie van volksgezondheid om het roken op zo veel mogelijk openbare plekken te verbieden. Klein vindt een land dat waarschuwingen op pakjes en in advertenties voorschrijft en tegelijkertijd tabaksplanters subsideert bijzonder huichelachtig; in 1992 bedroeg de tabaksexport van de Verenigde Staten 3,7 miljard dollar.
Richard Klein doceert Frans aan de universiteit van Cornell in Ithaca, New York. Zijn leeftijd noemt hij niet, maar hij is vermoedelijk iets over de vijfitg, 'dichter bij het einde van mijn loopbaan dan aan het begin'.
Cigarettes are sublime is zijn erste en vermoedelijk ook zijn laatste boek. Hij schreef het omdat hij niet zomaar wilde stoppen. Als hij het roken opgaf moest hij eerst achter de veelvuldige oorzaken van zijn verslaving komen.
De eeuwige laatste sigaret die de held in Bekentenissen van Zeno tot zijn dood uitstelt ontmoedigde Klein niet. Bij het lezen van Italo Svevo's ontleding van de drogreden en de zelfmisleiding kwam hij er voor het eerst achter dat roken niet alleen schadelijk is, maar ook een bezinning mag worden genoemd, een choreografie die de vingers altijd weer speels verleidt.
Zeno werd voor KLein een dandy die het dagelijkse gevecht met rook verkiest boven de belachelijke vraagstukken van de maatschappij. In diens voetsporen besloot de hoogleraar Frans de sigaret tot hoofdonderwerp van een boek te maken. Hij koos niet voor een verhaal of een roman, maar voor de beschouwing en zocht naar beelden die laten zien hoe diep de sigaret in het bestaan is verankerd.
Kijk, 1874, de eerste sigaretten op het toneel worden opgestoken in de opera Carmen van Michael Curtiz uit 1942, de verkapte verzelfsfilm die president Roosevelt de kant van de geallieerden deed kiezen en waarin op Ingrid Bergman na iedereen uit vrije wilt rookt. Daarom wordt hij in Amerika binnenkort misschien niet meer gedraaid. De held Victor Laszlo, gespeeld door Paul Henreid, houdt z'n hand met sigaret steeds als een scherm half voor zijn gezicht, als heeft hij, volgens Klein, op elk ogenblik een geheim te verbergen.
Klein beschrijft zijn persoonlijke worsteling om van het roken af te komen niet letterlijk. Toch ontleent het boek aan het dilemma zijn kracht. Het doorgaan of stoppen, dit zalde laatste zijn, ach, waarom niet nog een voorlaatste anders kan het ook nog morgen, volgende week, het nieuwe jaar, die half verborgen repeteertwijfel van iemand die er hoe dan ook mee wil ophouden stuwt alle beelden.
Cigarettes are sublime is een drama in de vorm van een beschouwing: Carmen, Casablanca, L'etre et le néant, hoe vernuftig KLein die werkstukken ook ontleedt, ze staan in de eerste plaats voors het onweerstaanbare plezier dat hij in roken heeft.
Instemmend citeert hij Théodore de Banville, die de sigaret de veeleisendste van zijn minaressen vond, buiten zichzelf staat ze geen andere geliefde toe, de passie is volkomen, allesomvattend, en wild. Maar even verder, misschien als hij er ineens weer aan denkt dat hij wil stoppen, noemt Klein het roken de verdorven betovering door wat gewaagd, verdacht en schaamtevol is.
Juist dat gevaar, schrijft Klein, maakt een sigaret zo verleidelijk, een berglandschap is het mooist als het vanaf een richel boven een ravijn kan worden bekeken. Hij vermoedt dat het beste werk van de door hem als getuigen opgeroepen kunstenaars niet zou bestaan als ze het roken hadden opgegeven. Zijn argumenten zijn volslagen romantisch. Elke trek van een sigaret is een verruwkkelijk voorshot op de dood. Het leven krijgt zijn waarde door de risico's die het wellicht verkorten. In die tweespraak met zichzelf over tabak zoekt hij steeds zijn toevlucht in de lyriek, beschrijft hij hoe een obert in Casablanca twee glazen brengt met champagne. Een soldaat inhaleert diep, blaast de rook uit en een paar ogenblikken, vlak voor de soldaat en z´n geliefde de champagne aannemen, is het doek geheel gevuld met een schitterende wolk van het fijnste grijs, pal boven het kristal, de glazan roken nu zelf en vangen al het licht van het café.
Klein noemt deze korte gebeurtenis een epifanie en dat is
Een zegevierend moment. Van die momenten wemelt het in
Cigarettes are sublime. Klein ontsluit het gebied van de geringe bewegingen die altijd weer met een sigaret worden gemaakt en die anders onbesproken blijven. Hij zegt dat roken doorgaans als niets doen wordt beschouwd. Een sigaret uit een pakje tikken, die tussen de lippen schuiven, vuur nemen, de rook die naar binnen zuigen en weer uitblazen, niemand vindt dat uitgesproken gebeurtenissen, te verwaarlozen gebaren zijn het die een werkelijk voorval mogen begeleiden.
Klein denkt er anders over. Met elke nieuwe sigaret is het of de roker, luxueus onverschillig, een aantal tijdstippen op de klik heeft buitgemaakt, al draait die gewoon door. Noem het anders een verdubbeling van de tijd. Het werk of wat er anders ook moet worden uitgevoerd gaat voort, maar daarnaast, in een stipte samenwerking van tabak, vuur, rook, as, hand, longen, mond, adem, worden enkele verhaalloze minuten verhevigd die door niets aangetast kunnen worden.
De film To Catch a Thief uit 1955, een van Alfred Hitchcocks vluchtige komedies, wordt in het boek niet genoemd. Toch komt daar een scène in voor die Cigarettes are sublime samenvat en die, nu tabak zo verdacht is, tegenwoordig niet meer zou worden gedraaid.
De actrices Jessie Royce Landis en Grace Kelly spelen de rol van een rijke moeder en dochter die aan de Rivièra met gentleman-inbreker Gary Grant in een misdaadgeschiedenis verwikkeld zijn geraakt. De twee vrouwen zitten aan het ontbijt in een kamer van een bijna te chic hotel.
Landis is aan het woord. Ze steekt vlak boven de toast en een paar gebakken eieren een filtersigaret op en geeft in een opgeworden monoloog haar versie van de laatste gebeurtenissen. Om haar woorden kracht bij te zetten gebaart ze met haar handen door de sluierende rookwolken die in Cigarettes are sublime het evenbeeld van gedachten worden genoemd.
Als ze zwijgt laat ze de sigaret recht omlaag wijzen en steekt hem dan kordaat in een onaangeraakte dooier. Het is de punt achter de laatste zin. Het vuur dooft sissend in het brekende geel van het vruchtbeginsel.
Richard Klein: Cigarettes are sublime. Uitg. Duke University Press.