239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things

Op weg naar Italië, afgelopen zomer, moest ik voortdurend denken aan het Stendhal-syndroom, dat recentelijk door de Florentijnse psychiater Prof. Dr. Graziella Magherini werd vastgesteld bij zeker honderd mensen. Die mensen waren gek geworden na een overweldigende kunstervaring, zoals dat Stendhal ook ooit is overkomen. Na een bezoek aan Florence beschreef de Franse schrijver hoe de goddelijke schoonheid van die stad hem hevige hartkloppingen bezorgde, en een angst om bij elke stap die hij zette onderuit te gaan. In de praktijk behield Stendhal zijn zelfcontrole natuurlijk, en daarin verschilde hij van de patiënten van Prof. Magherini, die stuk voor stuk rijp waren voor opname.

Hoe langer ik erover nadacht hoe beter ik begreep dat Stendhal onder invloed van die schoonheidservaring niet gek werd, maar het wilde worden. Wat was, in zijn tijd, nou nog een mooier bewijs van menselijke verfijning en sensibiliteit dan flauwvallen onder een kunstwerk? De negentiende eeuw was nog maar net begonnen, de psychiatrie moest nog worden uitgevonden en het was nog mode om op je psychosomatische klachten prat te gaan.

Waarom ik op weg naar Italië nadacht over dit alles weet ik niet, in ieder geval niet omdat ik op weg was naar enige Italiaanse kunstattractie. Integendeel, mijn doel was het isolement, de rust om nu eens een paar weken ongestoord te lezen.

Ik betrok een huisje in de buurt van de stad Macerata, in de provincie De Marken. Het huisje bood uitzicht op een dal, dat het in z'n eentje ruimschoots kon opnemen tegen de mooiste landschapsschilderijen ter wereld. Ik installeerde een ligstoel op het overdekte terras, ging zitten en begon te lezen. Roerloos zat ik dagenlang in mijn boeken te genieten van de wereld, zoals ik in de schaduw van de zon genoot. Ik vergat de tijd en dacht dat alles voor altijd zo zou blijven.

Ik las aangrijpende Italiaanse fictie van Luigi Pirandello, Cesare Pavese en Claudio Magris, en een diepgravende studie over het leven van Franciscus van Assisi, door de Nederlandse Helene Nolthenius. Maar het meest werd ik gepakt door de autobiografie van Benvenuto Cellini, de vechtersbaas, ijdeltuit en grote geest met lange tenen, die er niet voor terugschrikt het kleinste pesterijtje te vergelden met een voorbedachte moord.

Wat een aanstekelijk karakter! Als geen ander demonstreert de zestiende-eeuwse goudsmid en beeldhouwer de kunst om de waarheid te liegen. Na elke bladzijde van zijn autobiografie begreep ik beter hoe je moet vertellen: een aantal waar gebeurde voorvallen gedetailleerd weergeven, en de waarachtigheid daarvan nog verhogen door er een paar onwaarheden aan toe te voegen.

Ik was ongeveer halverwege Cellini's levensverhaal toen ik last kreeg van een reader's block. Door het onafgebroken zitten was mijn lichaam stijf als een plank en het snakte, nog opgehitst door Cellini's continue gepronk met zijn fysieke moed en energie, naar beweging. Op het moment dat ik het boek neerlegde was mijn held net door de Paus in de gevangenis geworpen. 'Daar blijft hij nog wel even zitten,' besloot ik, 'de hoogste tijd om mij nu zelf ook eens in het Italiaanse leven te storten. Op naar Macerata!'

In Macerata bleek een openluchttheater te zijn waar diezelfde avond Carmen werd opgevoerd, de opera van Bizet. Er was nog plaats in een schellinkje, een hooggelegen kamertje met een open wand. Er stonden zes stoelen, voor mij alleen.
De regisseurs en vormgevers van het spektakel hadden weten te bereiken dat de 120 jaar die de wereld nu al draait sinds de dood van Bizet, nagenoeg werden uitgewist. Alles was van een negentiende-eeuwse echtheid. Er verschenen echte paarden op het toneel en echte huifkarren, echte vuren brandden er. Het volk werd uitgebeeld door een gigantische macht echte volksmensen, zoals ze in de 120 jaar sinds Gustave Courbet nooit meer geschilderd zijn. Ook zat er een echte krekel in de orkestbak, die met zijn solopartijtjes voor een echte landelijke sfeer zorgde, vooral bij de kampvuurscènes. Maar het allerechtst was wel de vleermuis die in een spleet in de muur van mijn schellinkje woonde.

De hele voorstelling lang vloog hij af en aan, schichtig en dreigend tegelijk. Het was pikdonker daarboven en mijn toch al toenemende melancholie dreigde uit te lopen op een onvervalste kerkhofstemming. Dat werd me teveel van het goede, en dus probeerde ik de treiterige vleermuis te lijf te gaan, met mijn opgerolde programmablad als sabel. Ik sloeg en stak, maaide en mepte. Maar toen ik bij een slalommende beweging tussen mijn zes stoelen een schoen verloor en die nog net voor een duik in de benedenzaal kon behoeden, begon ik het slapstick-achtige van de situatie in te zien. Ik staakte de strijd en een paar minuten later zat ik opgelucht op een terras aan het operaplein. Na een paar sambuca's was ik weer helemaal bij de tijd.

De volgende dag werd ik wakker met een gezwollen rechtervoet. Ik voelde ook pijn, maar ik genoot van de gebondenheid aan mijn huisje, mijn terras, mijn dal en mijn boeken. Ik hinkte naar mijn ligstoel, plofte erin en alsof ik de cipier zelf was opende ik het boek van Cellini om te zien hoe onze gevangene het maakte.

Ik kon mijn ogen niet geloven. Niet dat hij was ontsnapt verbijsterde mij, maar hoe. Met name bij twee details in de beschrijving van zijn vlucht stond mijn hart stil.

Cellini zit gevangen op een kasteel met een beminnelijke en intelligente slotvoogd, Messer Giorgio. De twee mogen elkaar wel en voeren prachtige dialogen. Nu heeft de slotvoogd de pech dat hij elk jaar een paar weken hartstikke gek wordt. Het ene jaar denkt hij dat hij een kikker is, het andere jaar dat hij dood is, dan weer dat hij een oliestelletje is. Vlak voor Cellini's uitbraak begint het weer: dit jaar, zo heeft Messer Giorgio het in zijn hoofd gezet, is hij een vleermuis!

Het zweet brak me uit, en toch had ik die vleermuis op zichzelf nog wel kunnen velen, als het daarbij was gebleven. Maar het ergste moest nog komen.

Enkele bladzijden verder ontmoet de ontsnappende Cellini een onverwachte tegenslag: de slotvoogd blijkt twee extra muren om het kasteel te hebben laten bouwen. Een zoveelste kans voor Cellini om zijn heldendom te profileren, want uiteindelijk staat hij, na een gewaagde klauterpartij, natuurlijk toch buiten. Uitgerekend op dat moment (dan pas, alsof hij het heeft opgehouden) verliest hij zijn bewustzijn. Als hij weer bijkomt voelt hij een botbreuk, 'een centimeter of acht boven de rechterhiel'.

Ik slikte, keek naar de belachelijke dikte van mijn eigen rechterhiel, klapte het boek dicht en keilde het zover als ik kon het dal in.

Drie dagen heb ik gehannest met ijsklontjes in theedoeken, en getuurd naar het landschap. Toen kon ik weer lopen.

In een naburig dorp vond ik het huis van Dr. Italo Seminterrati, arts en psychiater. Hij deed zelf open en verwelkomde mij fluitend, alsof hij al weken op een patiënt zat te wachten. In zijn spreekkamer bood hij mij ijsthee met honing aan, die door een dienstmeisje in een negentiende-eeuws verpleegsterskostuum werd binnengebracht. Toen moest ik mijn verhaal doen.

Ik vertelde alles zo precies mogelijk. Uiteindelijk zei de dokter: 'U bent ongetwijfeld gevoelig voor symbolen en daar is niks mis mee. Maar het stikt nu eenmaal van de vleermuizen in Italië en dat was 500 jaar geleden ook al zo. Dat u er dus vlak na elkaar zowel op papier als in de werkelijkheid een tegenkomt lijkt me nu niet direct een wonder.'

'En mijn gezwollen voet dan,' stribbelde ik tegen, 'is dat soms ook geen wonder?'

'U schijnt de avond daarvoor nogal onvoorzichtig te zijn geweest. U hebt toen immers een schoen verloren?'

'Dat heeft er niks mee te maken, ik had die avond geen centje pijn! Gelooft u nou echt niet dat dit een geval kan zijn van vehemens imaginatio, de verhevigde verbeelding waar bijvoorbeeld ook uw landgenoot de Heilige Franciscus last van had? Die werd toch ook op een dag wakker en had opeens van die kruisigingswonden, en niet alleen maar aan één voet!'

'Dat bedoel ik nou juist,' schaterde de dokter, 'de Heilige Franciscus had helemáál geen schoenen!'

Toen stond Dr. Seminterrati op en zei: 'Meneer, ik geloof dat u volkomen gezond bent.' Hij gaf mij vriendelijk een hand, begeleidde mij naar de deur en wenste mij veel plezier voor de rest van mijn vakantie. 'Ga eens wat kunst bekijken,' zei hij nog, 'dat zal u goed doen.'

http://www.cornelbierens.nl/