
Papoea’s zijn gek op roken. Om een verblijf te midden van hen soepel te laten verlopen worden er aanzienlijke hoeveelheden tabak ter beschikking gesteld. Rokers heb ik nog nooit problemen zien maken. Voor onze gezamenlijk op te steken vredespijp geef ik Barnabas Betakam een pakje shag van het merk Lampion Lilin maar tot mijn verbazing zegt hij dat hij alleen filtersigaretten van de merken Surya of Gudang Garam rookt. Het is mij een raadsel hoe hij zijn dure verslaving betaalt, maar blijkbaar is hij omwille van het aanzien bereid voor het moment van zijn favoriete genotmiddel af te zien. Het roken van filtersigaretten is in zijn opvatting een teken van opwaartse mobiliteit.
Betakam is getuige van een economie die booming is. Onder de Indonesiërs die zich sinds de machtsovername in 1962 in het van oudsher uitsluitend door Papoea’s bewoonde gebied gevestigd hebben neemt het aantal motorboten per hoofd van de bevolking dagelijks toe. Want in dergelijke eenheden is het onderscheid tussen de transmigranten uit overbevolkte delen van de Indonesische archipel en de Asmat als oorspronkelijke bewoners van het tropisch regenwoud in deze moerasdelta in het voormalige Nederlands Nieuw Guinea het beste uit te drukken. Yamaha buitenboordmotoren versus roeispanen, generatoren en elektrisch licht in plaats van houtvuur, halve kaarsen en duisternis, kleurige televisieprogramma’’s met zang en dans naast zelfgemaakte met visdraad bespannen ukeleles en gitaren.
Je krijgt niet de indruk dat Betakam zich ooit heeft gevraagd hoe de Indonesische landverhuizers en westerse bezoekers aan hun begerenswaardige spullen zijn gekomen. De overtuiging is wijd verbreid dat de blanken gebruik maken van hun eigen inheemse toverkunst; onder andere kerkdiensten en de bijbel worden beschouwd als exponenten van die magische praktijk. Het is niet vreemd dat reizigers uit het Westen regelmatig voor pastoor worden aangezien. Pastoors zijn erg geliefd om de goede werken die zij in de Asmat hebben verricht, er is daarom reden genoeg om tijdens een verblijf te midden van hen tegen de status van geestelijke geen bezwaar te maken.
Gerard Zegwaard, de Nederlandse pastoor die zich als eerste blanke in 1953 in het te pacificeren gebied vestigde kwam moederziel alleen. Zijn verschijning moet indruk gemaakt hebben. De Asmat voorvoelden wellicht dat hij onkwetsbaar was mede omdat hij buiten de door koppensnellerij en stammenoorlogen beheerste orde stond. Men geloofde aanvankelijk niet dat hij menselijk was. Gerard Zegwaard schrijft in zijn ongepubliceerde memoires: “Ik wilde mij in Sawa even terugtrekken naar het bos om een grote boodschap te doen. Maar ik kreeg een gezelschap van 30 man achter mij aan. Zij hielden mijn hand vast om niet in de blubber te vallen en riepen in koor: ‘ Voorzichtig, glij niet uit.’ Er werden enige stokken bij elkaar gelegd waarop ik kon gaan staan. Een paar mannen maakten een kuiltje waarin ik mijn uitwerpselen kon deponeren. In het zicht van het hele gezelschap deed ik mijn behoefte en kreeg prompt een aantal boombladeren aangeboden als vervangmiddel van closetpapier. Ik heb niet meer omgekeken maar ik ben er vrij zeker van dat de mensen mijn faeces zorgvuldig hebben bekeken.” In de overtuiging dat Zegwaard een van hun teruggekeerde voorouders was is de uitkomst van bovengenoemd onderzoek waarschijnlijk nogal verwarrend geweest.
De vader van Betakam – een prominent oorlogsleider uit het dorp Basim aan de Fayit rivier – zal destijds zeker met pastoor Zegwaard contact hebben gezocht. Hij zal hem als iemand die trots is op zijn werk op een toon van samenzweerders hebben verteld dat hij in zijn leven vijf koppen had gesneld. De eretekens daarvan – onderkaken of de met witte veren versierde nekwervel – werden door zijn vrouw aan een halsketting tijdens dorpsfeesten meegedragen. De schedels van de ongelukkigen had de koppensneller als was het Kerstversiering aan de deurpost van zijn hut opgehangen.
Zegwaards crucifix heeft Betakam voor een belangrijke voorouder en cultuurheld van de blanken aangezien. Er zijn namelijk in het oog springende overeenkomsten met de wijze waarop in de Asmat belangrijke overledenen worden afgebeeld. Maar ook na herhaalde uitleg bleef het echter waarschijnlijk onbegrepen dat het gekruisigde slachtoffer – zoals gebruikelijk in zijn eigen cultuur - niet door zijn familie en clan gewroken werd. Anderzijds was de hoeveelheid blinkende spullen die Zegwaard meebracht voor willekeurige welke mens- en wereldbeschouwing dan ook overtuigend genoeg.