239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things


‘Ga op je hurken zitten, met de beide voeten tegen elkaar aan, zodat de stroom niet via het ene been naar boven en via het andere been naar beneden kan’, vertelt Frank Lane die ik zojuist op Google ontmoette, dat uitgestrekte landschap waar ik me graag in verlies. Hij vervolgt, ‘de gevaarlijkste bliksemflits is die flits die het hoofd raakt en zijn weg zoekt langs het hart naar de grond’. Ik zie een afbeelding van een man die een golfvlag vasthoudt waar de bliksem door ging, de stervormige schroeiplek, die het achterliet op het grastapijt lijkt op een grillige krijttekening van vertakte aderen. Lane is de samensteller van het boek ‘The Elements Rage’ en net als ik verslingerd aan natuurgeweld. Ik lees over wolkbezaaiing, warrelige stofstormen en windhozen; ’wanneer een tornado op het punt staat uit te sterven, vormt ze vaak een lange, slanke draadwolk, beweegt zich nog een tijdje horizontaal, kronkelend verder, tot ze uiteindelijk helemaal oplost’.

Was het de auteur W.G. Sebald die de aanstormende schrijver adviseerde het weer te observeren en dit gedetailleerd te beschrijven, liefst elke dag, als vingeroefening in waarnemen? En om grip te krijgen op de atmosfeer waarin het verhaal zich afspeelt? Als vanzelf kom ik op een volgende pagina terecht over het ontstaan en de werking van bliksem, ‘het meest eigenaardige is misschien wel de bolbliksem, een vurige lichtende bol met wazige omtrek, dat een grillige en langzame baan volgt in het luchtruim. Hij richt gewoonlijk geen schade aan, noch door elektrische schok, noch door verbranding. Maar kenmerkend is wel dat hij onvoorspelbaar is. Hij kan zachtjes verschijnen en plots verdwijnen’.

Het natuurverschijnsel als driftig maker van vluchtige, ongrijpbare sculpturen die niemand onberoerd laten. Haar werken verontrusten, verleiden, zijn nooit ijdel, lui of bang. Mocht het nodig zijn, dan vernietigt ze alles inclusief haar eigen oeuvre, om ruimte te maken voor een rigoreuze gedaantewisseling, die de loop der dingen verandert.

Ondertussen beweeg ik me op onbekende plekken. In mijn rechterooghoek verschijnt een video getiteld ’Mother Earth Network. Mysterious Holes’. Ik open het fragment en zie een vrouw zitten aan een gammele keukentafel in Guatemala Stad. Ze stelt zich voor als Inocenta Hernandez. Twee mannen van de televisie leunen tegen haar ijskast. Ze vragen haar wat er die nacht precies gebeurde, daar onder haar bed? En of ze wist dat ze op de rand van de afgrond leefde? Inocenta begint te vertellen, ’Ik hoorde een luide knal. De hele straat werd wakker. Mensen liepen geschrokken rond in hun pyjama’s. Straathonden gromden. Een jongen huilde, hij was naakt. We dachten dat het om een gasontploffing ging, bij mij. Ik doorzocht het hele huis, maar er was niets ongewoons te zien. Tegen de ochtend viel ik in slaap, uitgeput. De zon was al voorbij de woonkamer toen ik wakker werd. Ik stond op en zag ineens een onbekende schaduw, die schuin onder het bed vandaan kwam. Ik schoof het ledikant opzij en daar was het, mijn adem stokte…Moedertje, Moedertje! Bijna had je me te pakken, bijna had je me opgeslokt.’

De camera draait geleidelijk van haar weg, ik volg de verslaggever naar de slaapkamer waar hij een rond gat van ongeveer een meter breed en twaalf meter diep in de vloer aantreft. De man kijkt me doordringend aan en verzekert me dat de bewoonster van geluk mag spreken, dat ze niet in de gescheurde opening tuimelde. Het peilloze gat wordt gefilmd. Ik zie niks, hij praat verder. ‘De stad wordt steeds vaker geteisterd door spontane depressies in het landschap, een geomorfologisch verschijnsel dat ook wel zinkgat, sinkhole of verdwijngat heet, en een gevolg is van natuurlijke erosie, dit kan geleidelijk ontstaan, maar ook plotseling. Guatemala Stad, gebouwd op vulkanische afzettingen, kampt met lekkende riolen en zware regenval, dat maakt haar extra gevoelig voor scheuringen. In korte tijd verdwenen gebouwen van drie verdiepingen, woonhuizen, trucks, bloemenstallen en mensen zomaar uit onze straten, verzwolgen door de trillende aarde.’


Ik zie nu overal ‘sinkhole stories’ verschijnen en bekijk ze;

.

Swallowing houses, cars and people

Drama as bus sinks into crater

America’s most notorious sinkholes

Seoul couple disappears in freak hole

Sinking fast

Horse vanished down under
Ticking time bomb under N.M. Town

Girls fall into sidewalk

The house just fell through

Het gaat er onstuimig aan toe, ik krijg er geen genoeg van. Nog eentje dan. In het moeras van Bayou Corne in Louisiana ben ik ooggetuige van een reeks ijle, oude Cipressen die zwijgend worden opgeslokt door een ondergronds zinkgat in het meer van Peigneur. Ik blijf ze volgen totdat hun boomkruin geleidelijk het water in verdwijnt. De loom vallende bomen raken me. Er schuilt een bevreemdende verrukking in de verwoestende kracht van de verdwijngaten. Ze herinneren me eraan dat een spontane val in het duister tot de mogelijkheden behoort. Dat het plaveisel onder mijn voeten onrustig van aard is. ’There’s no solid ground’, vertelde de kunstenaar Louwrien Wijers me laatst, toen ik haar vroeg naar het belang van beweeglijkheid: ‘We have to begin to learn to live with groundlessness’. Blijf gevaarlijk, Elementen, blijf het hoofd raken, en zoek je weg via het hart naar de grond.

In 2001 bezocht ik op uitnodiging van de Architectuurschool van Bergen in Noorwegen het eiland Utsira voor de kust. Alleen al op het eiland komen bleek een hele beproeving. Deze groot uitgevallen rots was enkel te bereiken met een kleine veerboot die flink te kampen had met de op dat stuk van de zee spectaculaire golven.

Het rotsachtige eiland van een kilometer of twee doorsnee had twee havens. Kon de veerboot aan de ene kant van het eiland vanwege de wind en de daardoor veroorzaakte golfslag niet binnenvaren, dan lukte dat wel aan de andere kant. De wind speelde ook een belangrijke rol bij de inrichting van het eiland, of beter, het voorkomen daarvan.

Er was nauwelijks een boom te zien bijvoorbeeld. Iedere poging van een boom om te groeien werd door de harde wind ongedaan gemaakt. Op één boom na. Deze ondernam zijn dappere poging namelijk achter het lokale kerkje en werd door dat gebouw uit de wind gehouden. De boom had zo vrijelijk kunnen groeien. Toen de boom zo groot werd dat zijn takken boven het dak van het kerkje uitgroeiden, kreeg de wind weer vat op de boom en voorkwam verdere groei. Doordat de bladeren niet verder dan de dakrand konden groeien, heeft de boom in de loop van de tijd als vanzelfsprekend de vorm van het kerkje overgenomen. Het spectaculaire resultaat van deze boom met een puntdak lijkt op het eerste gezicht misschien wel op een groot uitgevallen artistiek geknipte buxushaag uit een barokke tuin.

Overal in de wereld vind je daarvan fraaie voorbeelden door creatieve tuinmannen geknipt, maar er is een groot verschil. De Noorse huisboom is door niemand ontworpen. Niemand heeft bedacht hoe die boom er uit moest gaan zien. Niemand heeft moedwillig de boom in die vorm gemaakt. De vorm van de boom is door het specifieke karakter van de omstandigheden veroorzaakt. Daarmee is die boom bij uitstek een exponent van de identiteit van dat eiland. Niet omdat een lokale kunstenaar dat zo heeft bedacht en het plaatselijk toeristenbureau dat zo promoot of er ter plaatse een typisch Noorse traditie is van puntvormige bomen, maar domweg omdat de boom in alles is ontstaan vanuit de eigenheden van de plek.

Mels van Zutphen maakte in 2003 een film over St.Kilda die hij helaas niet meer mag vertonen in verband met de rechten die rusten op het archiefmateriaal.

St. Kilda, voor de westkust van Schotland, is de meest afgelegen eilandengroep van Groot-Brittannië, met bovendien de hoogste klippen. De archipel is nog steeds bekend om zijn grote populaties Papegaaiduikers en Jan-van-Genten. Eeuwenlang heeft hier een kleine gemeenschap op een paar vierkante kilometer kunnen overleven, vrijwel geïsoleerd van de buitenwereld. De laatste inwoners werden echter in 1930 geëvacueerd. De enige twee overlevenden van die periode zijn inmiddels oud en blijken moeilijk benaderbaar. 'St Kilda' is een film over rituelen, vogels, vrijgezellenwaagstukken, en grote tenen.

Een gedeelte van het archiefmateriaal is online te vinden:

Play

Overig materiaal is te vinden in het EYE archief

Dames en heren,

Graag vertel ik iets over De Vulkaan. De Vulkanen. De ultieme autoriteiten van de Aarde.

Tsunamimachines. De monsterlijke puisten der Tectoniek. Een elegie van aanbidding, nederigheid, devotie en verwondering. Een nietig mens, opgeslokt door een radicaal landschap.

Het spijt me, maar ik heb geen antwoord op deze gas- en vuurspuwende braakbergen, die op de wereld lijken te zijn rondgestrooid om ons eraan te herinneren dat onze planeet een sintelgloeiende bal vol magma is, en wij slechts kwetsbare tijdelijke bewonertjes... en niet veel meer dan dat.

Een onzinnig zacht-glanzend stipje in een heelal vol brandende of koude of voortrazende hemellichamen. Zoals we geen antwoord hebben op de dood, zo is dit betoog kritiekloos, flemend, gespeend van retoriek en debat.

We kunnen de vulkaan niet bezitten, niet controleren, niet wegsaneren, niet paaien, nee, zelfs niet theoretiseren...

Nee, Het is een liefdesverklaring aan de vulkaan, maar dan een van een minnaar die bij God niet zou weten wat hij zou moeten aanvangen met het voorwerp van zijn begeerte.

De perfect conische oprispingen op het eiland Hokkaido in Noord Japan, de met gletschers bedekte sluimeraars van IJsland, de zwavelspuwers op Java, een ijsmeer in de Puy de Dome,de flanken van Singu in Myanmar.

En de honderden hobbels op een Koreaans eiland in de Chinese zee...

Een van de series is iets langer en gaat over een zwavelmijnwerker, Mohammed genaamd, die ik twee dagen lang volgde op de Ijen Vulkaan op Oost-Java. Twee keer per dag maakt hij de lange tocht naar de kim van de vulkaan, om weer af te dalen naar zijn stinkende binnenste, daar waar vloeibaar zwavel en gas in grote hoeveelheden naar buiten wordt gebraakt. De zwavel stolt welhaast onmiddelijk en met 80 kilo op z’n schouders klimt Mohammed voor een hongerloon weer naar boven en weer naar beneden... Het is de mooiste en tegelijkertijd gruwelijkste voorstelling die ik ooit zag...

Ik monteerde de foto’s als een essay waarin het zwart van de lava en het intense geel van de zwavel gecombineerd worden in een mijmering over deze kleuren, maar ook over de betekenis van deze materialen. Het display verwijst naar de economische en sociale factoren doch presenteert het tevens als een voorstelling–een filmscène. Het werd zo een denkoefening over onze moedeloosheid omtrent de ongelijkheid in de wereld, die tegelijkertijd het waarnemen als een intense belevenis verbeeldt. Een ervaring blijkt altijd sterker dan een beeld.

‘We raakten in de ban van de bek van een vulkaan, ja, een mond, en een tong van lava’ zo schreef Susan Sontag in haar roman ‘The Volcano Lover’.

‘Een lichaam, een monsterlijk levend lichaam, zowel mannelijk als vrouwelijk. Het stoot uit, ejaculeert. Het is ook een binnenste, een afgrond. Iets levends dat kan sterven. Iets inerts, dat nu en dan in beweging komt, dat bij tussenpozen bestaat. Een aanhoudende dreiging. Indien voorspelbaar, dan toch doorgaans niet voorspeld. Grillig, ontembaar, onwelriekend...’

Is dit wat men het primitieve noemt?

Nevado del Ruiz, Mount Saint Hellens, La Soufriere, Mont Peleé, Krakatao, Tambora, Katla, Newer Shield...

Klinkende Namen van eeuwig sluimerende reuzen die elk moment kunnen ontwaken. Een donderende reus die zijn aandacht op jou richt. King Kong en Godzilla ineen. Brakend, alles verwoestend, om dan weer verder te slapen...

Godsdienst en ideologie gaan vaak uit van de gedachte dat er een zinvolle betekenis aan het universum, het menselijk bestaan en de geschiedenis ten grondslag ligt. Al eeuwen plaatsen de kunsten en de filosofie daar vraagtekens bij. Shakespeare zei reeds vele eeuwen geleden ‘Life is a tale told by an idiot, full of sound and fury, signifying nothing.’

Ook Albert Camus achtte het menselijk bestaan fundamenteel zinloos en dus absurd. Maar juist in de aanvaarding daarvan school volgens hem de menselijke vrijheid om het bestaan zelf zin te geven. Anders gezegd: de zinloosheid is de oerbron van de menselijke creativiteit, de levenskunst en de kunst.

Al is het wel een bron die verraderlijk opzichtig aan de kunst blijft kleven en haar steeds weer dreigt op te slokken, zoals Dhr. Ormeling ooit stelde.

Wellicht is dat mede een verklaring voor de sterke afkeer die mensen van kunst kunnen hebben: het herinnert hen teveel aan de zinloosheid der dingen.

Bergen en vulkanen hebben soms hetzelfde effect, mensen zijn bang voor hun massieve, doelloze aanwezigheid; het kan ons tot in de diepste vezels onze nietigheid doen ervaren.

Ik zoek dit graag op, ik ben waarschijnlijk een nogal megalomaan persoon, niet gespeend van overmoed en grootheidswaanzin.

Ik moet dit ook relativeren, ik werd hier gepresenteerd als een Volcano Hunter, alsof ik met een loden tas door de pyroclastische aswolken heen laveer, maar ik moet u opnieuw teleurstellen; ik ben slechts een toerist die graag non-toeristische gebieden opzoekt...

7 centimeter vulkanische as op het dak van een huis is zwaar genoeg om het te doen instorten, en dan hebben we het niet over Chinese Tofu-architectuur, maar over een degelijk gebouwde Noord -Amerikaanse woning.

Ooit definieerde de Engelse filosoof Francis Bacon het doel van de mens en de vooruitgang als het verkrijgen van ‘volledig meesterschap over de natuur.’ Met dit verschil dat hij de natuur geen wetten wil ontfutselen maar haar tot creatieve samenwerking probeert te verleiden.

Meestal hebben de natuurkrachten zelfs het laatste woord, zoals in bovenstaand voorbeeld. 1 op de 10 mensen op deze wereld woont in de directe nabijheid van een actieve vulkaan, daar is het immers immens vruchtbaar...

Want hoewel wij de initiatoren zijn van de kunst wordt vooral zichtbaar dat niet de geniale kunstenaar maar de natuur de eigenlijke schepper blijft. Wat de mens ook onderneemt; elk kunstwerk, elke handeling, begint en eindigt met de natuur. Natura Artis Magistra...

De oude Griekse filosoof Empedocles gooide zichzelf in de Etna om zijn geestelijke goddelijkheid te bewijzen. Opgelost in het Niets. Zijn volgelingen vonden echter zijn sandaal terug, die de wispelturige en niet erg coöperatieve vurige berg had uitgespuwd, en wisten dus wat die sluwe vos had willen doen; voor eeuwig verdwijnen.

Horatius meldde de teleurgestelde studenten dat poëten het recht hebben zichzelf te vernietigen...

Ik zou dit ook graag doen als ik 92 ben, wellicht niet geheel meer fysiek in staat dit te doen, roep ik U nu reeds op mij daar terzijnertijd bij te helpen.

Met dank bij voorbaat, ik zie U op de flanken van de Etna!

(We luisteren nog even naar wat fijne vulkanische energie; ‘(I’m going to the mountain with) The Fire Spirit’, een nummer van The Gun Club, hier in de versie van 16 Horsepower..)

Antwerpen, mei 2013

(Tekst uitgesproken op een avond over de kracht van de natuur, in de bibliotheek van Artis, Amsterdam, in opdracht van Lost & Found)

Birds need space
bedreigd 13
Vogels

Check-list of Birds of the World door James Lee Peters (1889-1952) is het favoriete ornithologische boek van Wilmering. Het boek bestaat uit zestien zware volumes, de laatste waarvan in 1987 is verschenen. Na de dood van de auteur zijn ornithologen verder gegaan met het voltooien van zijn levenswerk. Vooral interessant aan dit boek is dat de checklist inderdaad precies datgene is wat titel doet vermoeden: een eindeloze lijst aan vogelnamen, systematisch geordend op klasse, orde, geslacht, familie, en soort. Je zou het boek niet verwachten in de boekenkast van een kunstenaar om het simpele feit dat het geen één illustratie bevat. Het is een werk gemaakt door en voor de wetenschapper die al zijn veldwerk inmiddels heeft volbracht. Identificatie wordt gevolgd door ordening, classificatie en taxonomie. Observatie door registratie, tabellen en diagrammen. Een vogel kan het beste worden ‘gelezen’ door middel van letter en cijfers, een feit dat Carolus Linnaeus in de 18de eeuw al door had. In zijn ontwerp van het Systema Natura gaf hij elke plant en diersoort twee Latijnse namen, ook hier zonder behulp van illustraties. Hoewel het nieuwe systeem een zegen was voor wetenschappers en verzamelaars, zou het voor de gemiddelde vogelliefhebber, vertrouwend op een Latijnse tekst, zowat onmogelijk zijn geweest een neerdalend vogeltje op een nabijgelegen tak te kunnen identificeren.

Check-list of Birds of the World by James Lee Peters

Er waren weinig kunstenaars die de natuur realistisch konden weergeven. Ook vraag je je af of mensen überhaupt geloofde in het bestaan van de afgebeelde dieren. Het is namelijk soms moeilijk te geloven dat de overweldigend schoonheid van de natuur echt kan zijn. Toen Louis Renard in 1719 zijn boek over de vissen, kreeften en krabben van Ambon uitbracht werd het met veel kritiek ontvangen. Niemand geloofde in het bestaan van “zuurstokken met vinnen”: die kunnen toch alleen maar bestaan in de dagdroom van de kunstenaar! Maar toen de tweede editie in 1754 verscheen, zorgde de uitgever voor getuigen die het bestaan van deze wezens konden bevestigen. Een van deze getuigen was Aernout Vosmaer, de directeur van menagerie en zoölogische kabinet van stadhouder Willem V. Hij verzekerde de twijfelaars dat de vreemde vormen en kleuren van deze tropische vissen en schaaldieren inderdaad natuurgetrouw waren weergegeven. Toch bracht de illustratie van een zeemeermin veel lezers in dubio. Uiteindelijk bewees het systeem van Linnaeus de onmogelijkheid van het bestaan van zulke mythische wezens. Voortaan kwamen illustraties van griffioenen, achtkoppige monsters, en vissenstaarten vastgenaaid aan geschoren apentorso’s niet meer voor in natuurhistorische encyclopedieën. Tijdens de 17de eeuw werden alsnog boeken uitgegeven waarin de harpij in voorkwam, een weerzinwekkend beest met het hoofd van een oude vrouw, vlijmscherpe klauwen en een smerig bovenlijf. Totdat empirisch onderzoek bewees dat niemand ooit een harpijnest gezien had. Eeuwenlang zijn vleermuizen als vogels beschouwd, omdat zij vleugels hadden maar geen voeten. Dankzij Linnaeus vlogen zij uiteindelijk toch het rijk der zoogdieren tegemoet.

Uiteindelijk kon de wetenschap niet zonder serieuze kunstenaars. Tussen 1750 en 1850 zijn duizenden geïllustreerde boeken uitgegeven in de veronderstelling dat de natuur in zijn geheel op papier zou kunnen worden vastgelegd. Veel megalomane projecten strandden als gevolg van hun streven naar volledigheid. Telkens als een register werd afgemaakt bleken er honderden nieuwe soorten ontdekt die gepubliceerd moesten worden: de zeeën waren onuitputtelijk, de bossen oneindig. Toen kwam de oplossing: specialisatie. Men probeerde niet langer om alle vogels uit heel de wereld in een keer vast te leggen, maar alleen de inheemse parkieten van een gebied in India, bijvoorbeeld, in de zuidelijke heuvels van de Himalaya. Jaren geleden heb ik precies zo’n boek gekocht.

Luuk Wilmering, Bird needs shelter - Scientist Natural habitat of the stork - nr.2

Een van de mooiste boeken ooit komt dichtbij Wilmering’s vogelinstallatie, waar vogels door de ogen van jager, de gastronoom, de wetenschapper en de kunstenaar worden bekeken. Dit boek heet The Birds of America (1827-1838) door John James Audubon: het gezaghebbende boek, bestaand uit vijf volumes, waarin 443 Noord Amerikaanse soorten worden beschreven en levensgroot worden afgebeeld. Vandaag de dag is dit het duurste boek ter wereld. Dagenlang verschool Audubon zich in het struikgewas waar hij elk detail zorgvuldig noteerde: hoe ze vlogen, hoe ze paarden, en hoe ze hun jong voedden. Het observeren eindigde telkens in het onvermijdelijke: het richten van zijn pistool en het overhalen van de trekker. Voor Audubon als jager was het een unieke ervaring om het warme lichaam in zijn handen te kunnen houden, en om van dichtbij de vogel te kunnen bekijken en zo tot in de kleinste details de snavel, poten, tenen, en de binnenste van de vleugels op papier te kunnen zetten. Hij gebruikte ijzerdraad om de vogels in natuurlijke poses te buigen, en zette ze voor een raster als zodat het dier in de juiste proporties kon worden nagetekend. Edward Muybridge zou later dezelfde techniek gebruik voor zijn fotostudies van mensen en dieren in beweging. Hier zien we de echte Audubon aan het werk. Diezelfde avond zal hij ongetwijfeld een vuurtje hebben gestoken, en na het grillen van de geplukte meerkoet of ooievaar, smakelijk van zijn diner hebben genoten. Bij veel van zijn beschrijvingen staan culinaire tips: de geelsnavelcuckoo is in het najaar het lekkerst, terwijl de Amerikaanse roodmus als elk andere kleine vogel smaakt. Dankzij dit contact met de stervende dieren kon hij totaal opgaan in zijn modellen. Hij is de anatomist die zijn karkassen met eigen tanden ontleedt, een empirische onderzoeker die zilveren draad om de poot van een vogel wikkelde, zodat hij een jaar later kon bevestigen dat sommige terugkeren naar de plek waar ze uit het ei zijn gekomen.

Originele bron: Une Histoire Naturelle (Filigranes Éditions / Institut Néerlandais)