De Grand Tour, een ontdekkingsreis naar de klassieke oudheid, kunsten en sociale omgangsvormen was vooral populair bij de Britse adel en notabelen. De universiteiten van Oxford en Cambridge verloren in de 18de eeuw veel aan kwaliteit en de aristocratie stuurde hun zonen na Eton daarom liever op reis. De opgedane kennis en levenservaring moest de jonge mannen –en vanaf de 19de eeuw ook vrouwen- voorbereiden op sleutelposities in het openbare leven. De meeste reizigers waren jonger dan 20 jaar; jongens dus, die hun wilde haren nog moesten kwijtraken: de eerste liefdeslessen en gokken hoorden ook bij de reis.
Parijs en met name Italië waren de belangrijkste bestemmingen van de Grand Tour. Het reizen was tijdrovend en er stond veel op het programma. De Grand Tourist was 6 maanden tot vaak 2 jaar onderweg. Het Carnaval in Venetië, het Paasfeest in Rome of een uitbarsting van de Vesuvius, niets wilde men missen.
Om de Tour in goede banen te leiden, kreeg de jonge reiziger een bearleader (gouverneur/ voogd) mee. Meestal was dit een man die al vaker in Italië was geweest en de jonge Milord wegwijs moest maken. Afhankelijk van budget en reisduur had de reiziger ook de beschikking over een of meerdere kamerheren en een koetsier. Veel reizigers huurden ook lokaal personeel in zodat tenminste iemand zich verstaanbaar kon maken. Buitenlandse relaties van hun ouders of lokale gidsen en handelaars in antiquiteiten zorgden voor rondleidingen en introducties.
Grand Tour souvenirs
De Grand Tourist deed gedurende zijn reis vele indrukken op. Teveel om zich alles bij zijn terugkomst te herinneren. Menig reiziger schreef daarom brieven naar huis of maakte een reisverslag.
Er werden ook souvenirs aangeschaft die tastbare herinneringen vormden aan de reis. Soms waren dit originele antiquiteiten. Maar de Grand Tourist kocht ook (schaal)modellen van kunst- en bouwwerken, beelden in brons of marmer, prenten, tekeningen, schilderijen en daktyliotheken die voor dit doel werden gemaakt.
De souvenirs gaven de reiziger status, dienden -eenmaal thuis- als ‘conversation pieces’ tijdens diners met relaties, vrienden en familieleden en illustreerden de opgedane kennis. Ze werden ook gebruikt in het kunstonderwijs en kregen grote invloed op de ontwikkeling van kunst en architectuur. Alle belangrijke kunstacademies beschikten in de 19de eeuw over een collectie beelden in gips, afgietsels van beroemde beelden uit de oudheid.