
Deze ochtend staat Marina Abramović bij de ingang van de Serpentine Gallery in Londen om de eerste bezoekers van de dag te verwelkomen aan haar performance, 512 hours. ‘Most artists do not say good morning, but I do! Good morning!’ zegt ze, en ze kijkt elke bezoeker diep in de ogen. Wanneer we eenmaal binnen zijn wordt ons gevraagd onze telefoons en tassen achter te laten in de kluisjes van de galerie.
Een strook zwarte stof wordt mij aangereikt en ik wordt naar een witte ruimte geleid waar een twintigtal geblinddoekte bezoekers langzaam door de kamer schuifelt. Om zichzelf georiënteerd te houden glijden de meesten met hun handen langs de muren.Gedempte klanken galmen door de ruime tentoonstellingsruimte waar onze lichamen de enige obstakels zijn voor geluid. Met mijn zicht ontnomen wordt ik herinnerd aan het duiken naar de bodem van de oceaan en het blauw wat zich uitstrekt naar een oneindigheid die zowel eindeloos als verstikkend en claustrofobisch is.

Ineens strekt een zachte hand zich uit naar de mijne. Het is een tijd gelden dat ik een hand heb vastgehouden, en dit onverwachts contact voelt als de warmte van een omhullende omhelzing. Een rustige, zachtaardige stem begint te spreken: ‘Loop heel langzaam, zo langzaam als je kan. Wees bewust van elke beweging.’ Zijn kalmerende stem echoot een gelijkenis aan liefde. Zwijgzaam lopen wij verder, hand in hand.
Zijn woorden wekken een diep genesteld gevoel: er wordt voor mij gezorgd terwijl ik toegeef aan mijn hulpeloosheid. Even ben ik verliefd, het soort liefde wat thuiskomst impliceert, misschien wel de grootste liefde van allemaal! Enkele ogenblikken later wordt mijn hand bevrijdt, ‘Ga verder zonder mij.’ En ik ga door, zwevend door een zichtloze wereld, glijdend op de nagloed van de meest vluchtige verliefdheid die ik ooit heb gekend.

Rolf Nowotny, Deaf Parent, 2013
Zonder blinddoek loop ik naar de volgende kamer waar een meisje met een vriendelijk gezicht, ook een surveillant, mij naar een ruimte brengt waar twee lange rijen kampeerbedden uitgestald staan. In de meeste liggen bezoekers die grote gehoorbeschermers over hun oren dragen. Het lijkt alsof ze slapen. Ze wijst naar een leeg bed, en ik ga liggen. Ze dekt mij toe met een dunne paarse katoenen deken en wanneer ik mijn ogen sluit, zweeft haar gezicht boven mij. Ook deze keer bevindt ik mij in een wereld zonder zorgen waarin ik door dit moederfiguur naar een lang vergeten staat van overgave wordt bewogen. Zoals de herder tijdens blindheid mijn geliefde was, zo is zij mijn [tijdelijke] moeder.
Na mijn ervaringen in de tentoonstellingsruimte bezoek ik het toilet. Terwijl ik op mijn beurt wacht verschijnt vanuit een wc hok het meisje wiens gezicht zweefde in de duisternis van mijn gesloten ogen. Wij lachen naar elkaar, maar de tederheid van onze eerdere uitwisseling is volledig verdwenen en weer zijn wij teruggeworpen naar de status van vreemden. En ook de tentoonstellingruimte is wederom zichzelf: de white cube als vanouds.
En dan besef ik dat ik gevallen ben voor de Marina methode ondanks de vele redenen om op mijn hoede te zijn: haar omarming van celebrity-status, de vreemde goddelijke personage die ze nastreeft, hoe de surveillanten worden betaald om mij van een ‘authentieke’ ervaring te voorzien, en hoe de performance in feite niet veel verschilt van een oefening in new age mindfulness. Toch, ondanks dit bewustzijn, heb ik maar al te graag toegegeven.