239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things


De kaarten strijken tegen het zware tapijt wanneer oude handen ze grofweg in rijen van drie uitleggen. Ik sta ervan versteld hoe snel de lezer beweegt, en hoe bevangen de vrager is. Het staat buiten kijf dat de kaarten autoriteit bezitten over hen beiden.

Deze openingsbeelden van Cleo de 5 a 7 verschaften me een duidelijke bestemming in Parijs; een aftands esoterisch winkeltje in het zevende Arrondissement. Ik heb wel eens gehoord dat men niet zijn eigen pak kaarten moet kopen. Ik bedacht me echter dat, omdat ik met andere bedoelingen dan waarzeggerij op pad ging, ik veilig was. Elke kaart heeft zijn betekenis, die kan worden gewijzigd door wat er nabij wordt uitgedeeld, en de oriëntatie ervan. Iedere lezer heeft andere methoden, en iedere lezing is onderhevig aan subtiele veranderingen in ritueel.

Tarot was ooit slechts een spelletje. Het duurde slechts een eeuw voordat het een methode van helderziendheid werd nadat het Zuid-Europa bereikte. Tegen de 19e eeuw was Tarot lezen erg in, een Victoriaanse verstrooiing van het type Ouija-borden en séance. Nu verstikken de arme kaarten onder het paarse kreukelfluweel der moderne occulte clichés.

Het pak kaarten waarmee ik weer wegging was een geplastificeerde reproductie genaamd Tarot Egyptien - Egyptisch vanwege een nogal misleidende ontwikkeling; het wordt beweerd dat Tarot afstamt van Oudegyptische wijsheid en mythologie. Dit is nooit echt bewezen, en tamelijk vreemd met het oog op het terugkerende motief in Egyptische mythologie dat kennis over goden geen menselijk domein is.

Het eclecticisme in een winkel gewijd aan mysticisme vind ik zowel verbijsterend als prachtig. De meeste dingen die je hier zult vinden zijn instrumenten; om te begrijpen, te onderwijzen, te bereiken, te boven te komen, vrede te brengen. Ze zijn opgesteld vanuit allerlei achtergronden. Een fossiel, een mandala en een rozenkrans liggen naast elkaar, oceanen en eeuwen spirituele ontwikkeling dichtend.

Zaken zoals tarot worden zo erg geromantiseerd dat het geen wonder is dat ze met zoveel scepticisme tegemoet worden getreden. Voor mij als kunstenaar is Tarot een soort werktuig dat me direct aanspreekt. Bij Tarot staat er een object tussen twee mensen. De vooroordelen van ieder persoon in het gesprek zijn wel aanwezig, maar omdat het object de macht heeft beheersen zij de discussie niet.

Het leggen van dit soort energie in een stoffelijk ding stelt het verstand in staat om erover na te denken vanuit een andere invalshoek. Je kijkt dan werkelijk naar je vraag, in plaats van deze te stellen.

Play

Floris Schönfeld (1982) is a visual artist currently based in London and San Francisco. The focus of his work in the last years has been the relationship between fiction and belief. In his work he is constantly trying to find the line between defining his context and being defined by it.

Floris Schönfeld (1982), beeldend kunstenaar werkend in Londen en San Francisco. Zijn werk focust op de relatie tussen fictie en geloof. Hij is constant op zoek naar de grens tussen het definiëren van zijn context en erdoor gedefinieerd worden.

In 2014 ontmoette ik Rupert Sheldrake in zijn huis in Hampstead, Londen nadat ik hem een jaar lang bestookte met steeds dwingendere e-mails met verzoeken om af te spreken. Uiteindelijk stemde hij in voor een interview van 20 minuten, vooral om van mij af te zijn, vermoed ik. Die ochtend, in zijn aangenaam eclectische studeerkamer, gaf hij een samenvatting van zijn ideeën over de rol van wetenschap, bewustzijn, en religie in relatie tot zijn eigen geloofssysteem. De overkoepelende visie die zijn werk doordringt is een bijzondere variant van het idee van het psychisch monisme. Op zich is dit geen nieuw idee, maar wel lijkt het steeds relevanter te worden nu dat de ooit ‘eenvoudige’ probleem van bewustzijn bedrieglijk moeilijk te verklaren blijkt binnen de grenzen van de zo vaak mechanische wetenschap. In zijn boek, ‘A New Science of Life,’ (1981) verkent Rupert Sheldrake zijn theorie over ‘morphic resonance’: het idee dat er een universele, extra-menselijke waarnemingsvermogen bestaat die in alle levende wezens aanwezig is. Zijn theorie stelt dat herinneringen inherent aan natuur zijn, en dat alle natuurlijke systemen, zoals termietenkolonies, duiven, orchideen, insuline molecules, en zelds sterrenstelsels, allen een collectief geheugen met zich meedragen, meegegeven door alle eerdere dingen van hun soort.

Mijn gesprek met Sheldrake was onderdeel van een werk, The Experts, waarin ik een aantal hedendaagse wetenschappers en denkers interviewde over de mogelijkheid van een niet-antropocentrische relatie met de natuurlijke wereld. De bovenstaande video bevat een aantal fragmenten uit deze interviews, waaronder die met Rupert Sheldrake. De andere 'experts' die ik voor dit project heb geïnterviewd, sommige waarvan ook voorkomen in bovenstaand fragment, zijn de sjamaan van de Pit River, Floyd Daim, audio ecoloog Bernie Krause, antropoloog Ida Nicolaisen, filosoof Jacob Needleman, tovenaar en paganist Oberon Zell-Ravenheart en socioloog Fred Turner. De interviews zijn deel van mijn project, The Damagomi Project, een doorlopend archief dat de geschiedenis van de Damagomi Groep documenteert; een groep spiritisten en academici die in de 20ste eeuw actief was in Noord-Californië. Via dit project probeer ik een nieuwe manier te vinden om het idee van panpsychism te benaderen. In die zin vertegenwoordigt dit archief een reeks van gedachten-experimenten in fysieke vorm die proberen de schijnbaar onmogelijke taak te benaderen om buiten onze eigen menselijke perspectief te treden.

Floyd Buckskin is de laatst overgebleven sjamaan van de Pit River stam van noord-oost Californië. Ik interviewde hem in zijn slaapkamer — tevens muziekstudio— aan de Pit River reservation aan het oosten van Mount Shasta, Californie. Tijdens het interview vertelt hij me dat het woord damagomi van de Achumawi taal komt, een taal die vandaag nog maar door een kleine groep Pit River stamleden gesproken wordt. Los vertaald komt dit neer op ‘een geestelijke gids die een communicatiekanaal biedt met de natuurlijke wereld.’ De damagomi komt meestal voor in een bepaalde dierlijke vorm, en dit dier zal die persoon volgen zo lang hun verbintenis wordt gehonoreerd. Toen ik vroeg waarom de Pit River mensen naar hun damagomi zochten, antwoordde Buckskin: ‘We zitten gevangen tussen geest en dier. We zijn niet het een of het ander, maar beide. Daarom hebben we hulp nodig.’

Tegen het einde van mijn interview met Rupert Sheldrake vertelt hij dat wetenschappers (zelf zou ik ook kunstenaars hieronder scharen) de moderne antwoord zijn op de sjamaan: ‘leden van de menselijke samenleving die met de natuurlijke wereld te maken hebben.’ Zodoende zijn ze onmisbaar in het overbruggen van de kloof tussen geest en dier zoals beschreven door Floyd Buckskin. Maar de taal waarmee we hebben geprobeerd de natuur te beschrijven heeft onze zicht erop zo verdraaid, dat we het wezenlijke van de natuur niet meer kunnen waarnemen. Wanneer we naar de natuurlijke wereld kijken door de lens van onze wetenschappelijke traditie, doen we niets anders dan het in steeds kleinere onderdelen op te breken. Het geheel, zoals een hele organisme, wezen, of sterrenstelsel, wordt vaak alleen gezien als de som van zijn delen. Dit is het metafoor van een machine die in wezen statisch en dood is. In The Science Delusion, valt Shepherd deze simplistisch perceptie van het universum aan:

‘De hoogste vorm van wetenschap is een die open staat van onderzoek, die zichzelf niet opstelt als geloofssysteem: het is succesvol geweest doordat het open heeft gestaan voor nieuwe ontdekking. Daarentegen hebben veel mensen de wetenschap tot een vorm van religie genoemd. Zij geloven dat er geen realiteit is behalve de materiële of fysieke werkelijkheid. Bewustzijn is maar een bijwerking van de fysieke werking van de hersenen. De natuur is mechanisch. Evolutie is zonder doel. God bestaat allen als een idee in de hoofd van mensen, en dus in menselijke hoofden.’

Volgens mytholoog Joseph Campbell heeft de sjamaan een dualistische benadering tot het begrijpen van de wereld om hem/haar heen, en gebruikt hiervoor zowel mechanistische en empirische als spirituele en holistische methoden. Ik denk dat de hedendaagse kunstenaar misschien wel beter in staat is systemen te beschouwen vanuit het perspectief van een levend geheel dan de hedendaagse wetenschapper. Dit komt vooral door de holistische aard van het creatieve proces. Het creatieve proces gebeurt binnen het dialoog of de weerstand met en van een ander persoon: een buitenstaander, een vreemde invloed. Dit kan gebeuren via een concept, een materiaal, of door samenwerking tussen personen. Zonder weerstand blijft het proces statisch en bestaat er geen mogelijkheid iets nieuws te creëren. Zo gezien moet dit proces ‘leven’ wil er iets interessants gebeuren. Het moet ontstaan tussen de grenzen van de context van de kunstenaar te definiëren en erdoor gedefinieerd worden.

Ik kan me voorstellen dat de damagomi deze uitwisseling zou kunnen vergemakkelijken, en ons de kanalen verlenen die ons toegang geeft tot de anima mundi. Wat zijn de gevolgen van het volgen van deze lijn van verhoor, van ervan uit te gaan dat de bestaande anima mundi onze gehele bewustzijn bevat, inclusief dat van alle levende wezens? Of, om verder te borduren op de gedachten van Sheldrake: is het maken van kunst slechts de versmelting van de morfogenetische resonantie van de verschillende wezens en materialen binnen de tijdelijke morfogenetische veld, oftewel de kunstpraktijk?

Het zou best kunnen dat de tijd is aangebroken voor een zoektocht naar de damagomi.

De studium generale dag over goed en kwaad werd afgesloten met een ritueel door Winti priesteres Nana (Marian Markelo). Ik spreek haar een paar weken later om meer te weten te komen over Winti.

Winti, wat is het precies?

Het is een manier van leven waarbij het gaat om de balans tussen jezelf, de natuur, de andere mensen om je heen, je voorouders en je geestelijke begeleiders. Op alle momenten van je leven kun je iets uit winti halen dat ondersteuning biedt.

Niet als je het vergelijkt met theorieën van het westen, er is geen leider, er zijn geen geschriften, het is niet geïnstitutionaliseerd. Als je er van uitgaat dat het bij religie gaat om verbinden dan zou je het een religie kunnen noemen. Het woord religie kent vele invullingen.

Winti, waar vindt je het?

Winti is ontstaan in Suriname, zo is er de Santeria in Cuba en Condomble in Brazilië. De elementen bestaan uit de natuur, de levende mensen en de mensen die aan de andere kant van het leven staan (in winti zijn zij er echt). De natuur staat centraal, het gaat om alles wat daarin leeft maar dus ook om de mensen die hun fysieke lichaam niet meer hebben. De westerse wereld baseert zijn doen en laten op de wetenschap, die uitgaat van meetbare feiten en oorzaak en gevolg. Wetenschappers hebben ons doen geloven dat iets enkel bestaat als je het kunt meten. Zo zijn hele gebieden uit ons zicht verdwenen.

In de westerse wereld leeft iedereen in de stad. De natuur bestaat als een park, of een aangelegd bos. Mensen zijn van de natuur verwijderd, van zichzelf vervreemd. Ze richten zich op allerlei dingen om zich heen, maar niet op de natuur.

Winti is een harmoniemodel, het maakt tegenstellingen ongedaan: een belangrijk onderdeel is dat de mens die hier is ook met mensen aan de andere kant moet communiceren

Wat betekent de natuur in winti?

Vanuit winti zijn wij de topwezens van de natuur, als we bij onszelf beginnen, geven we aan anderen, bewust of onbewust een goed voorbeeld over hoe je met de natuur om kan gaan. Zorgvuldig met de natuur om gaan begint met kleine dingen: Niet zomaar vuil neerleggen, niet spugen op moeder aarde, je erf schoonhouden, zelf schoon zijn. Anders is het voor de goden van de aarde niet aantrekkelijk om naar je toe te komen, ze komen niet naar een vieze plek. De mensen zijn te veel bezig met uiterlijke dingen, ze denken dat de natuur van hen is, dat materie van hen is. Maar we leven hier tijdelijk.


Hoe is winti in Suriname ontstaan?

Winti is echt Surinaams, het vindt zijn oorsprong in de slaventijd. In Suriname werden mensen van verschillende afkomst met elkaar gemixt, en het is Suriname gelukt om van al die Afrikaanse bouwstenen een geheel te maken: winti. Tot 1979 was het strafbaar gesteld door de Nederlanders en daardoor is veel is verloren gegaan.

Waardoor ben jij je met winti gaan bezighouden?

Ik ben niet opgevoed in winti, mijn moeder was bij de evangelische broederschap, mijn grootvader was zelfs predikant in de slavernijtijd. Winti was eigenlijk altijd aanwezig: als dertienjarige moest ik het kippenhok schoonmaken, ik ging er rustig zitten en opeens klonk een stem in me: 'je weet eigenlijk alles al, je bent nog een beetje klein, maar we gaan zorgen dat je alles weet. De bovennatuur is in jou.'

Ik liep toen naar binnen en zei tegen mijn moeder: ik ga vanaf nu niet meer naar de kerk. Dat was geen probleem. Mijn vader en moeder steunden hun kinderen om te doen wat je wil doen en waar je goed in bent. Ze accepteerden onze eigenheid.

Op een dag stuurde mijn moeder me naar de markt om vis te kopen. Ik droeg mooie kleren, die kwamen uit Amerika en mocht ik dan uitzoeken. Een beetje pronkziek ben ik wel. Een man maakte me een compliment, 'O klein meisje, wat zie je er mooi uit.' 'Ja het gaat je niet aan.' antwoorde ik . Ik accepteerde het complimentje niet. Hij bleef het maar herhalen. Ik vond het irritant. Ik had een fiets met een klein tasje voorop en voor ik terug ging fietsen verzamelde ik stenen zodat ik die naar hem kon gooien als hij me weer lastig zou vallen.

Op de terugweg was die man er weer maar toen ik een steen naar hem wilde gooien stond de man opeens in het bos aan de overkant van de rivier. Dit is niet goed! Ik schrok en fietste heel hard naar huis waar mijn moeder me voor brutaal en onbeleefd uitmaakte: je moet geen stenen naar oudere mannen gooien maar dank je wel zeggen als je een complimentje krijgt.

Later ging ik als verpleegkundige naar de binnenlanden. Drie dagen voorvertrek sliep ik en had de volgende ervaring - geen droom- maar meer een waarneming. In mijn slaap kwam er een man naar me toe, een mooie man van brons, die man zei me: je gaat naar Stoelenmanseiland en ik laat je kennis maken met alle mensen die je moet leren kennen. Overal waar we aan land gingen stonden mensen stonden klaar, de man zei: dit is ze, dit is ze.

In een groot open veld stonden mannen en vrouwen om een grote ijzeren pan heen, en brachten hem aan de kook. De man: 'ik ga mijn hand er in doen en jij moet dat ook doen.' Ik deed mijn hand in die pan. In mijn slaap heeft die man bezit van mij genomen. Ik keek naar die man, naar zijn glimlach, het was de man in het bos. Door die 'droom' was ik in trance geraakt en heb zo hard gegild dat de buurvrouw kwam, die forceerde de deur en zij begreep wat er gebeurde: winti, zij herkende het.

Toen ik bij kwam zag ik dat zij allemaal dingen om me heen gezet, pimba, witte klei, jenever, een kalebas. Ze heeft gezegd: 'meisje je moet iets doen, je hebt winti, je moet het je moeder vertellen.'

Wie is die man?

Deze winti is een oorlogsgod, een stoere mannelijke god. Ik ben ook nergens bang voor. Als kind was ik door deze eigenschappen heel brutaal en eigenzinnig. Daaruit blijkt al dat je eigenlijk niet je eigen weg kiest, het zat altijd al in me, het is het lot. Je krijgt vaardigheden en inzichten om wat er voor je geschreven staat te doen, je bestemming te bereiken en de winti's komen op je weg om je daarmee te helpen. Zo kun je het lot, of je bestemming bereiken, met behulp van Winti's en de Jorka's de geesten van de voorouders.

Mijn leider is een kromanti winti, ik hou van hem, hij is mooi, een gebeeldhouwde bronzen man, en sterk. Ik ben me bewust van zijn krachten.Dat maakt dat ik als vrouw ook heel mannelijk ben.

Maar een oorlogsgod klinkt afschrikwekkend, draagt hij wel bij aan het goede van de wereld?

Mijn winti is een kromanti, een oorlogsgod, een dondergod met kennis van kruiden en rituelen. Dat lijkt misschien negatief maar is het niet, in de slaventijd was de orde van de kromanti's nodig, het waren onverschrokken en heldhaftige geesten. Waar strijd moet zijn, daar komt hij. Het gebied van de kromanti is de actie, het doen het opruimen.

Wanneer ik in nood ben, dan zal hij het van me overnemen. In de Bijlmer werd ik eens door twee mannen aangevallen, de winti heeft het van me over genomen.

Ik noem hem oorlogsgod vanwege deze eigenschappen. Het is een kracht van mij die via de tot slaaf gemaakte voorouders is gekomen.

En via de Kromanti ben je wintipriesteres geworden, hoe is dat verlopen?

In binnenlanden van Suriname hebben we rituelen gedaan, ik ben goed geïnitieerd en heb gebruiksvoorwerpen gekregen. Ik weet hoe ik er mee om moet gaan. Als initiatie trouw je met je winti, ik krijg de energie van binnenuit, ook om anderen te helpen. Als er iets gebeurt in mijn leven los ik de dingen op mijn manier op, met een glas water, een kaars, een foto, een glas met sterke alcohol en de eigen rituelen.

het glas water bevat geheime krachten en ondersteunt de winti, de kaars geeft de ziel licht mee.

Hoe zie jij ,vanuit het gedachtengoed van Winti, de functie van de kunstenaar?

In de westerse samenleving is het spirituele aspect van het leven een beetje verloren geraakt. De nadruk op materiele zaken heeft welvaart gebracht maar er is sprake van een onbalans. Het immateriële aspect is wezenlijk onderdeel van de samenleving. Naar mijn idee is de taak van de kunstenaar om dit immateriële of spirituele aspect terug te brengen naar de samenleving, om de samenleving weer in balans brengen, dit is wat het moment van nu vraagt.

Onlangs las ik een nieuwsbericht dat kritiek uitte op de wijze waarop mensen gebruik maken van social media na een ramp. Het stelde de vraag of het delen van tweets en foto’s via social media die oorspronkelijk geplaatst zijn door de slachtoffers van een ramp, authentieke sympathie uitdrukken, of dat dit in werkelijkheid uitingen van voyeurisme zijn.

Dit was een antwoord op de activiteit binnen social media na rampen zoals de bombardementen in Boston in 2013 of, meer recentelijk, de tragische vliegramp van de MH17 in Oekraïne. In beiden gevallen werden grafische en intieme beelden en berichten massaal door het publiek gedeeld zonder enige verantwoording. Hoewel de belangrijkste vraag binnen het artikel een activiteit omschrijft dat met goede reden wordt bekritiseert, eindigt het met een teleurstellende conclusie: “de lijn tussen sympathie en voyeurisme blijkt flinterdun.”

Het probleem met het openlijk delen van foto’s, informatie en aannames, is niet zozeer de verspreiding van onjuiste informatie – hoewel dit een zeer legitiem punt blijft. Je zou zelfs kunnen stellen dat het delen van de foto van een ‘Syrische jongen’ die tussen zijn ‘twee dode ouders’ ligt als een illustratie van de verschrikkingen van de burgeroorlog in Syrië een voordeelzou kunnen hebben gehad. Ondanks de onjuistheid van de afbeelding wekte het een reactie vanuit het Westen dat zij de wreedheden in Syrië niet langer konden negeren. Het feit dat de jongen in kwestie niet Syrisch was en ook niet was verweesd (het was een Saoedi jongen die poseerde voor een foto door Abdul Aziz Al Otaibi) nam niet weg dat veel kinderen in Syrië wel lijden. Wat betekende deze nieuw ontdekte Westerse bewustzijn nu eigenlijk? Voor de Syriers betekende het niets – het conflict raast voort – dus wat betekende het voor ons?

Dit brengt me tot een andere kant van het verhaal: het moment dat het Westen door catastrofe getroffen wordt. Na de afschuwelijke ontwikkelingen rondom vlucht MH17 van Malaysia Airlines stroomde social media platformen vol met afgrijselijke beelden van kleding, vliegtuigonderdelen, en lichamen verspreid over een bloemenveld. Beelden van opengereten koffers. Beelden van knuffeldieren. Een ramp kan blijkbaar velen lokken tot het rijk van voyeurisme. Dit is niet het soort voyeurisme dat een plezierige kijk geeft naar de privé ruimte van de ander maar i is juist de fantasmatische en geïnternaliseerde tegenhanger hiervan.

Graag zou ik willen stellen dat velen van ons in het Westen in een relatief veilige wereld van vrijheid en voorspoed leven, waardoor het steeds moeilijker wordt om ons te identificeren met personen uit andere werelddelen die door rampen en leed getroffen worden. Ik zal het voorbeeld nemen van verhalen over monsters die aan kinderen worden verteld.Volwassenen of oudere kinderen vertellen verhalen van monsters en spoken die ’s nachts tevoorschijn komen. Hoewel er steeds meer verhalen bij komen heb je alsnog zelf nooit een geest of monster gezien. Op een avond lig je in bed en de stapel kleren op de stoel nemen de vorm aan van de monster die je in je hoofd hebt gecreëerd. Dit is het soort fantasie waarover ik het heb. Niet het verlangen naar het bestaan van deze monster, maar om op een bepaalde manier te weten dat het echt is, zonder te weten hoe het er uit ziet of het te hoeven definiëren. Het zien en erkennen van de monster wordt, op deze manier, de subversieve plicht om de werkelijkheid in te zien dat er geen monster bestaat [Seeing the monster, acknowledging it, in this way becomes a subversive duty defying the reality that there is no monster for you to see.]

Het online delen van grafische beelden en berichten kan een oprechte (maar misschien misplaatste) uiting van sympathie zijn. Maar veel waarschijnlijker zijn deze uitingen een symptoom van onze behoefte ons te bevrijden van de last van het leven in vrijheid zonder enige echte ervaring van ramp of collectief lijden. Steeds horen wij enge verhalen over monsters, en zo wordt het onze plicht om de aard van onze nachtmerries te onderzoeken.

In een poging de gevoelens van degenen getroffen door ramp te begrijpen delen de toeschouwers intieme tweets geplaatst door slachtoffers, foto’s van het rampgebied, speculatie over mogelijke daders, enzovoorts. Het graven in de wereld van de catastrofe begint zodra de eerste berichten de wereld binnen stromen. Het online bestaan van zowel slachtoffers als mogelijke daders wordt uitgespit en verspreid (zoals bijvoorbeeld het circuleren van valse beschuldigingen na de bombardementen in Boston). Maar dit alles gebeurt uit sympathie voor degenen die getroffen zijn. Op deze manier hoeft de flinterdunne lijn tussen sympathie en voyeurisme niet te bestaan: sympathie behoeft voyeurisme.

Voor de duidelijkheid: dit is geen argument verwikkeld in een strijd om authentiek leed van de hand te slaan. Het is een poging aan te tonen dat er een dualiteit bestaat binnen het proberen te verzachten van leed door het openlijk verspreiden van beelden en berichten van leed. De schade doet zich voor wanneer het delen de plaats neemt van reflecteren door het onmiddellijk uitvoeren van een activiteit, of eerder pseudo-activiteit, een gebaar wat enkel de status quo bedient, of zoals Theodor Adorno stelt:(..) Pseudo-activity; action that overdoes and aggravates itself for the sake of its own publicity, without admitting to itself to what extent it serves as a substitute satisfaction, elevating itself into an end in itself.

Het delen van afgrijselijke beelden betekent: ‘Kijk naar deze gruweldaden! Deel als je hier om geeft! Ik geef!’ Waardoor degene die niet deelt er impliciet niet om geeft. Dit is de pseudo-activiteit binnen collectief leed: het gebaar overstijgt zichzelf en ontdoet zich van zijn intenties (het bieden van ondersteuning aan de slachtoffers en getroffen gezinnen door ‘bewustwording’). In feite biedt het geen ondersteuning aan rouwende getroffen families, in plaats hiervan toont het de behoefte deel te maken van hun leed – leed komt van de Griekse woorden syn wat ‘samen’ betekent, pathos wat ‘gevoel’ betekent. Pathie is afgeleid van piety, afkomstig van het Latijnse ‘plichtsgetrouwheid’.

Wij worden gedwongen om leed te definiëren zodra wij het tegenkomen door het contrast van de last van onze positie van relatieve veiligheid in vergelijking met het leed van de rouwenden. Impliciet betekent dit dat collectief rouwen een plicht is. Maar om ‘samen te voelen’ is bijna onmogelijk wanneer je niet direct getroffen bent door een tragedie. De lijn tussen voyeurisme en tragedie bestaat niet. Deze laatste is afhankelijk van de eerstgenoemde. Misschien zouden wij, in plaats van het eeuwig herhalen en bevestigen van monsterverhalen, in alle stilte een zaklampen bieden aan degene die zich onder het dekbed verstopt heeft, verstijfd van de angst voor wat de nacht zou kunnen brengen.

Toerist bij Holy Mud, geneeskrachtig moddergat, Chimayo, New Mexico,
Toerist bij Holy Mud, geneeskrachtig moddergat, Chimayo, New Mexico,

Modder bloeit waar koud en warm elkaar ontmoeten. Reizend door de Amerikaanse zuidweststaat New Mexico – toen adobe alleen nog maar alleen een lokaal bouwsel van in zon gedroogde leem betekende - bereikten we El Santuario de Chimayo, een modder-heiligdom. In een Spaans koloniaal kerkje hebben Indianen een altaar opgericht achter een klein, onpeilbaar gat; zoals Museum De Pont een gat van Anish Kapoor bezit. Met dit verschil: in Chimayo lag er Holy Mud in, geneeskrachtig als het water in Lourdes. Hoe dat zo kwam? In 1810 ontwaarde een Nieuw-Mexicaanse frater oplichtende aarde op een heuvel. Hij ging graven en trof zowaar een crucifix aan, die hij onderbracht in een dorpje verderop, Santa Cruz. Maar tot drie keer toe verdween het daar om toch weer in zijn vertrouwde moddergat op te duiken. De boodschap was duidelijk. Het kruis moest daar blijven. Rondom verrees de kapel. De modder bleek hemels (ofschoon geen Hemelse Modder, een Nederlands chocomousse dessert) en geneeskrachtig. Aan de kerkmuren bewijzen achtergelaten krukken de helende werking van het slijk. Op een mirakel-site lees ik dat een meisje 15 tumoren in haar been genas nadat ze er Holy Mud en eigen speeksel opsmeerde. Ze is nu cellist in een Philharmonisch orkest.

Elegguan, lemen bemiddelaar, vodou uit de Santeria, Cuba.

Modder lijkt de katalysator van transformatie. In Vodou-rituelen maak je een pakèt met klei en aarde om gebeurtenissen te beïnvloeden. (Een vijand op een dwaalspoor zetten bijvoorbeeld). Eleggua is een uit leem geboetseerd eivormig kopje met schelpjes als ogen en een punt bovenop. De kwaadaardige Humpty Dumpty maakt deel uit van het Caribische pantheon der Santería en geldt als bewaker van (modderige) kruispunten en bemiddelaar tussen boven- en onderwereld.

De Golem als personage in de eerste Duits expressionistische verfilming, 1920 door Carl Boese en Pauil Wegener.

Ook in andere oude animistische verhalen komt een, evenwel inferieur, wezen voor dat uit modder werd geschapen. De joodse Kabbala kent de Golem; Hebreeuws voor een zielloze, ongevormde massa. In de 16e eeuw zette de Praagse Rabbi Juda Löw ben Betsabel een aantal Golem-verhalen op schrift. Zeer heilige mensen die dicht bij God kwamen verkregen de wijsheid en macht om leven te scheppen. Maar wat zij uit modder konden maken, bleef een schaduw van Diens Schepping. Hun modderfiguur Golem kon namelijk niet spreken. In latere literaire versies is het de Praagse rabbi Löw zelf die een Golem schept uit de modder aan de oevers van de Moldau. Het wezen zou arme mensen helpen, eigenlijk zoals de oer-robot die de eveneens Tsjechische Karel Čapek bedacht. Dat liep natuurlijk slecht af. Vandaar de jiddische wijsheid "olem golem": de mens is de golem; de mens is een machine. Oftewel: de wereld is een kwade plaats. In de laatste postmoderne, posthistorische, postreligieuze incarnatie is Golem een kwaadaardig schildpad-figuurtje uit het Japanse Pokémon-spel.

Sadhu´s, heilige yogi´s met modder bedekt.