
Vergeleken met knuppels, Kalasjnikovs en tanks zijn zwepen weinig intimiderend om te zien. Wie heeft er ooit gehoord van een oorlog gewonnen door een met zwepen bewapend leger? Of zelfs maar van een geslaagde bankoverval met een zweep als pressiemiddel?
De dreigkracht van de zweep is zo goed als verdwenen in de westerse wereld. Ooit was dat wel anders. Slaven werden doodgegeseld. Kinderen zaten na een opvoedkundige afranseling onder de striemen. Inmiddels is de zweep een decoratief attribuut geworden, een rekwisiet. Van machtsmiddel is zij veranderd in een verwijzing naar een machtsmiddel, een symbool.

Onlangs hief een keurige, oudere heer op straat zijn stok uitnodigend naar mij op, en riep: ‘Wil jij een gratis klap?’ Ik wees zijn aanbod beleefd af. Later had ik spijt. Waarom niet eerst wat inlichtingen ingewonnen? Misschien had de heer overtuigende argumenten inzake de gratis slaag die ik kon verdienen. Zeker is, dat ik het voorstel anders zou hebben beoordeeld als hij mij een messteek of een schotwond zou hebben aangeboden. Dan zou ik bang geweest zijn; nu was ik enkel verrast.
Hoe komt het dat de zweep westerlingen geen angst meer inboezemt? Is de zweep ingehaald door grootschaligere, geavanceerdere wapens, in vergelijking waarmee zij een ouderwets, primitief en haast onschuldig voorwerp is geworden? Zijn we de slagkracht van de zweep zo ontwend, dat onze verbeelding er niet meer mee uit de voeten kan?

Erotiek gedijt bij taboes. Het mag dan ook geen wonder heten, dat zwepen in geen enkele sekswinkel ontbreken. Net als een penis lijkt een zweep een bepaalde autonomie te bezitten, al blijven beide afhankelijk van een lichaam om tot bezieling en ontlading te komen.

De kettingzweep is populair onder taoïstische en boeddhistische monniken in China. Eindeloos klieven zij met hun vervaarlijke zwepen de lucht en knallen door de geluidsbarrière heen op zoek naar verlossing.
De Nederlandse theatermaker Boukje Schweigman en danseres Ibelisse Guardia Ferragutti namen zweeptraining bij zulke vechtmonniken, en maakten in 2011 de voorstelling Zweep. In een making of-filmpje zegt Guardia Ferragutti: ‘Een zweep heeft geen meester. De zweep is de meester zelf.’
Michelangelo’s Finger (2010) onderzoekt Raymond Tallis waarom mensen, in tegenstelling tot dieren, aan vingerwijzen doen. Volgens Tallis wijzen wij vanwege ons bewustzijn. Wij ervaren onszelf als afzonderlijke individuen, die niet samenvallen met wat ons omringt. Maar we herkennen in onze medemensen geïsoleerde lotgenoten, we zien elkaar kijken. We kunnen elkaars blikken sturen door onzichtbare lijnen te trekken met onze ogen of onze wijsvinger. Is de zweep een verlenging van de wijsvinger, waarmee we andere lichamen onze wil kunnen opleggen? Toch zal niemand ooit volledige controle hebben over een zweep. Het begin van de slag heb je in de hand, maar hoe dat wat je in gang hebt gezet zich precies een weg zal banen, is een ander verhaal. Voor je het weet komt wat je uitzond met dubbele kracht bij je terug, en haalt je onderuit. Het ware klappen van de zweep blijft onkenbaar.


