
‘Ik kan geen kunst maken, is dit een ziekte?’ is de eerste vraag die Trudy aan haar publiek stelt. Dehue, filosoof en socioloog in de wetenshap, is gespecialiseerd in wat waarheid en wat de werkelijkheid betekenen binnen de wetenschap. Op het eerste gezicht lijkt de inleidende vraag een vreemde conclusie met zich mee te dragen, maar naarmate haar lezing vordert, hoe meer wij begrijpen dat zo’n conclusie niet eens zo heel vreemd zo zijn.


Ook speelt classificatie een grote rol in de manier waarop we de werkelijkheid interpreteren. Je zou jezelf bijvoorbeeld kunnen afvragen of ‘homoseksualiteit’ altijd heeft bestaan. Volgens Dehue is het antwoord op deze vraag: nee, om de eenvoudige reden dat in de oudheid het vaak voorkwam dat men een voorkeur had voor hetzelfde geslacht en dat dit een heel normaal fenomeen was zonder naam. Het is pas sinds Sint Augustine (345-430) dat relaties tussen personen van hetzelfde geslacht als zonde gezien werden, en zodoende een naam kregen.

De eerste DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) werd in 1952 uitgebracht en beschrijft ‘homoseksualiteit’ als een ziekte. Dankzij deze term refereren wij nog steeds aan personen die voor hetzelfde geslacht vallen als ‘homoseksueel’. Een verklaring voor de acceptatie van deze beschrijving zou eraan kunnen liggen dat homoseksuele relaties vaak een negatieve lading hadden. En het is vaak het geval dat wanneer er gekozen kan worden tussen ‘ziek’ of ‘slecht’ er toch vaker voor ‘ziek’ wordt gekozen. Toen behandelingen van deze ‘ziekte’ extreem vernederend bleken werden er campagnes gevoerd om het label uit het DSM te verwijderen. Het vreemde is dat hoewel we inmiddels veel toleranter geworden zijn, we alsnog deze benoeming gebruiken om mensen op hun seksuele voorkeur te definiëren.

Dehue toont ons een afbeelding van een rat met de titel: ‘Hoe depressie pillen te testen?’ Dehue vertelt ons dat wetenschappelijk onderzoek naar medicijnen tegen depressie in eerste instantie met dieren wordt gedaan. Maar hoe onderscheidt je een depressieve rat van een niet depressieve rat? Ten eerste worden ratten gefokt die relatief inactief zijn. Om te weten of de medicijnen effectief zijn worden deze vervolgens getest op hun doorzettingsvermogen. Ze laten een rat bijvoorbeeld aan zijn staart hangen. Hoe harder hij zijn best doet om zichzelf van zijn benarde positie te bevrijden, hoe beter het antidepressivum zou werken. Een ander voorbeeld is de ‘gedwongen te zwemmen’ proef. Hier zijn op You Tube veel beelden van te vinden. Hoe harder het beest zich tegen zijn lot verzet, des te beter het antidepressivum zou zijn. Zelfs in de pillen die wij nemen zitten deze definities ingebed: als mens worden wij dus zo ver gevormd door definities dat zij zelfs bepalen welken medicijnen wij vertrouwen.
Dehue probeert ons te vertellen dat het totaal niet absurd of belachelijk is dat onderzoekers gebruik maken van definities. Wanneer onderzoekers er achter willen komen hoeveel kinderen er in armoede leven moeten ze eerst bepalen wat als armoede geldt. De kwestie van de ratten en de antidepressiva is maar één voorbeeld van hoe het bij wetenschappelijk onderzoek eerder gaat om het vormen van de realiteit dan het ontdekken ervan. Ze probeert te zeggen dat we feiten niet als eenduidige weerspiegelingen van de werkelijkheid moeten beschouwen. We moeten onderzoekers niet alleen naar de feiten vragen, maar ook hoe ze daarop zijn gekomen. Anders schept de wetenschap de werkelijkheid voor ons, zonder ons. Anders gezegd—we zouden de wetenschap moeten bewonderen voor wat het is—een streven om het leven te beïnvloeden– en niet voor datgene wat nooit echt zal kunnen zijn: de ontdekking van ‘de’ waarheid.