Uit de Latijnse woorden ambio voor ‘rondom’ en het werkwoord agere voor‘leiden, drijven’ is het begrip ambacht ontstaan. In zijn oorsprong had het de betekenis van bode, gezant of dienaar. Veel later zou het niet meer gebruikt worden om degene die de dienst uitvoert te duiden, maar de dienst of het handwerk zelf. Ambacht toont zich hiermee als al oorspronkelijk verbonden te zijn met een vervulling van praktische functies. Daarom krijgt ambacht tegenwoordig, ten opzichte van de vrije kunst, wel eens het etiket toegepaste kunst.

Iets dat we kunnen leren van andere culturen is dat er niet overal een radicaal onderscheid bestaat tussen de begrippen kunsten ambacht. Wanneer de smid van de Dogonstam in Mali een masker uit hout kerft, gaat het er niet om of het mooi of lelijk wordt. Belangrijker is of de uiteindelijke afbeelding klopt met de overlevering.

Wagenmenner van Delphi
Wikipedia
De correctheid van een beeltenis staat dus boven de esthetische ervaring daarvan. Voltooide maskers worden bewaard op wat wij als oneerbiedige plekken beschouwen, in donkere hoeken van huizen of afgelegen grotten. Alleen voor ceremonies en festiviteiten worden de maskers tevoorschijn gehaald. Pas hun gebruiksfunctie maakt ze voor de Dogon kunstvoorwerp. Daarna verwordt het tot onbeduidend object.

Ambacht houdt dus bezieling in. Een voorwerp waar uren werk in zit wordt waardevol door de functie die het krijgt. Binnen de Westerse context daarentegen ligt de schoonheid van ambacht vaak in de zichtbaarheid van de talloze uren die in het maken zitten. Maar dat wat een mens kan maken, kan een machine in feite ook. Verschil met het machinaal gefabriceerde object is dat de menselijke hand het een ziel geeft. Islamitische tapijtknopers zijn zich hier maar al te bewust van. Zij hechten grote waarde aan de foutjes in hun tapijten — alleen God doet namelijk de dingen perfect.

God kan hier gelezen worden als concept van de perfectie zoals dat ook binnen de massaproductie bestaat. In plaats van een afstandelijkheid door onbegrip over de origine van een object, trekt een menselijke fout een voorwerp dichter naar ons toe. Het ontzag voor producten die volmaakt zijn in hun gelijkheid, maakt plaats voor een drang de dingen dichter bij onszelf te willen halen. We willen objecten begrijpen in hun uniekheid.

Wat naar mijn idee het belangrijkste is aan ambachtelijkheid is ons bewust te worden van die bezieling. Zoals een masker een ziel krijgt tijdens een dans, zo ligt bezieling aan de basis van elk ambachtelijk object. Het idee van dit oorspronkelijke rondom leiden is daarin niet zo ver weg, namelijk: rondom de massaproductie en de technische vooruitgang geleid worden naar de bezielde en menselijkere wereld die lange tijd sluimerde. Zonder naar specifieke ambachten en technieken te kijken, is begrip van die kerngedachte het belangrijkst.

In de eenvoudige, handgemaakte objecten zit een menselijkheid die lange tijd weinig zichtbaar is geweest. Het is die menselijkheid die verworden is tot een esthetiek. Daar tegenover staat het kille, afstandelijke dat door machines is gemaakt.

Ik begrijp de tapijtknopers wel. Iets compleet perfects, dan wel met of zonder hulp van computers en machines gemaakt, verhoudt zich veel minder tot mij persoonlijk. Wanneer ik de dingen handmatig doe en er foutjes ontstaan, doordat bijvoorbeeld een kleur niet uitvalt zoals ik had gehoopt, wordt iets pas echt. Het is het bijzondere feit dat iets dat je eigenhandig hebt gemaakt, magischer kan zijn dan iets dat onmenselijke perfectie vertoont.
