Als nieuwsgierige puber las ik in het populairwetenschappelijke tijdschrift KIJK voor het eerst iets over gedachtefotografie. Het ging over een ‘paranormaal begaafde’ Amerikaan, geheten, die in staat zou zijn diens gedachtebeelden vast te leggen op lichtgevoelige film. Het artikel was geïllustreerd met foto’s van gebouwen en straatscènes, onscherp, wazig en scheef in het vlak, precies zoals je je een ‘gedachtefoto’ zou voorstellen.
Er stond ook een foto bij van de gedachtefotograaf in actie: een verkrampt gezicht, hoofd naar een camera gericht. Precies zoals je verwachtte dat een gedachtefoto tot stand zou moeten komen.

Ik vond het fascinerend, en ook volkomen overtuigend. Het waren, moet ik daar bij vertellen, de jaren zeventig, de tijd waarin Uri Geller miljoenen TV-kijkers deed geloven dat hij met wilskracht theelepeltjes kon doen buigen, de tijd ook waarin de parapsychologie als vakgebied tot in de wetenschappelijke wereld serieus kon worden genomen. De ‘New Age’ was begonnen, met zijn ongebreidelde hang naar mystiek, astrologie, kristallen, vliegende schotels en alles wat verder maar onbewijsbaar is. Voorheen nog ‘occulte’ zaken als spiritisme, aura’s, telepathie en telekinese leken verschijnselen te zijn geworden die serieus konden worden bestudeerd en ook weldra zouden worden verklaard en bewezen.
Telekinese – het vermogen om voorwerpen in beweging te brengen door pure gedachtekracht, zonder aanraking. Als je ervan uit mocht gaan dat dit verschijnsel werkelijk bestond, dan zou het overbrengen van een gedachtebeeld op lichtgevoelig materiaal toch wel een van de eenvoudigst te realiseren vormen hiervan moeten zijn. Trotsering van de zwaartekracht kwam hier niet eens aan te pas, een subtiele moleculaire verandering van een gevoelige laagje zou volstaan. Als de inwerking van een héél klein beetje licht deze verandering in de emulsie van een fotografische film al teweeg kon brengen, dan zou een geconcentreerde gedachte, nog gefocust door pure wilskracht, daar toch zeker toe in staat moeten zijn.
Helaas, paranormale vermogens als telekinese en gedachteoverbrenging zijn nog steeds onbewezen, en Ted Serios werd nog eerder ontmaskerd dan Uri Geller als een bedrieger (hoewel sommigen dat, uiteraard, nog steeds betwisten). Ofschoon de New Age nog niet bepaald is afgelopen, lijkt het idee van telekinese bijna uit het collectieve geheugen te zijn verdwenen. Het idee van gedachtefotografie kom je al helemáál niet meer tegen.
En dat is eigenlijk jammer, want het vermogen om je gedachten te fotograferen is buitengewoon aanlokkelijk voor een kunstenaar. Om een foto te kunnen maken niet van de buitenwereld, maar van je binnenwereld. Niet van hoe iets er uitziet, maar van hoe je iets ervaart. Het is in feite precies datgene waarnaar kunstenaars altijd al op zoek zijn geweest in de fotografie (en alle andere disciplines).
Want wat maakt de fotografie zo’n lastig medium voor een kunstenaar? Wat is de oorzaak van de discussie die al sinds de uitvinding ervan wordt gevoerd, namelijk of fotografie wel tot de kunst gerekend kan worden?
Het fundamentele probleem is volgens mij dat een foto de zichtbare wereld afbeeldt met behulp van een lens en een lichtgevoelig materiaal, waardoor een foto weliswaar een wonderbaarlijk accuraat beeld kan geven van hoe iets er uitziet – maar ook niet veel meer dan dat. Voor een makelaar die een huis wil verkopen is dat perfect, maar een kunstenaar zoekt naar iets anders. Die wil niet de uiterlijke verschijningsvorm vastleggen, maar de innerlijke beleving. Een kunstenaar probeert juist door middel van het zichtbare het onzichtbare uit te drukken.
Je zou kunnen zeggen: wat een kunstenaar eigenlijk wil, is zijn gedachten te kunnen fotograferen.
In mijn academietijd, tijdens mijn eerste worstelingen met de fotografie, raakte ik om deze reden opnieuw geïnteresseerd in de gedachtefotografie. Ik beschouwde het niet als een reëel fenomeen, maar als een symbool, een symbool voor de zoektocht van de kunstenaar naar het onmogelijke. Het vermogen om je gedachten te fotograferen – dat leek me een soort heilige graal, vergelijkbaar met de geheime bewerking om van lood goud te maken, het drankje dat je eeuwig jong houdt en ‘het boek dat alle andere boeken overbodig maakt’.

Zo gesteld blijft er van de ‘thoughtography’ van Ted Serios niet meer over dan een metafoor – maar wel een hele mooie. Een metafoor voor het nauwelijks realiseerbare verlangen van de kunstenaar om het onzichtbare te kunnen vangen in een beeld.
Het idee heeft me nooit meer losgelaten, en ik denk dat je op een bepaalde manier al mijn werk kunt beschouwen als pogingen om de onbestaanbaarheid van ‘gedachtefotografie’ te doorbreken.
Ik geloof zelfs te kunnen stellen dat me dat op sommige momenten ook is gelukt. Maar dat is weer een ander verhaal.