
Tijdens haar eerste scheikundeles met Professor Allios, wiens gezicht grotendeels werd bedekt met een gigantische wijnvlek, waardoor het moeilijk gissen was welk deel vlek en welk deel ongeschonden huid was, leerde ze over de verschillende overgangsfases van water.
Water komt voor in vaste, vloeibare, en gasvorm. Heel soms neemt het de vorm aan van plasma. Je zou deze verschillende vormen van materie kunnen vergelijken met het creatieve proces van een kunstenaar, waarbij ideeën kunnen beginnen als wazige vormen die eindigen in kunstwerken, gegoten in een vaste vorm.
De oorsprong van het idee; het wazige beeld, organisch in zijn ruwe vorm, kan worden vergeleken met een ontastbare stof, één die misschien de consistentie heeft van plasma— een stof met een uniek eigenschap, die geen definitieve vorm of volume heeft tenzij het zich in een houder bevindt.

In het paranormale veld wordt ectoplasma geassocieerd met ‘hauntings’ en staat het bekend als een stof die tijdens seances door mediums wordt uitgespuwd. Deze materiële transformaties zijn te vergelijken met het ontstaan van een idee en zijn uiteindelijke tastbare vorm. Tijdens het creatieve proces gaat de kunstenaar door een aantal gecompliceerde stadia:ze tast af, bevraagt zichzelf, raakt geobsedeerd, schakelt heen en weer tussen verschillende ideeën, en raakt mogelijk in totale verwarring. Het is juist in deze overgangspunten dat het werk vorm begint te nemen, ook al is dit in ruwe schetsvorm. Dit proces, dat tussen verschillende geestelijk toestanden schommelt, verleent een essentiële mobiliteit aan het vormen van het concept.
Toch heeft elke kunstenaar zijn/haar eigen manieren om te experimenteren, en helaas zal de laatste fase van het werk — het voltooide werk — altijd zichtbaar zijn, terwijl de angst en verwarring meestal niet in het eindresultaat duidelijk zijn. De backstage van de meeste kunstenaarsstudio’s zijn hermetisch afgesloten, waardoor het bijna onmogelijk is om een lineaire theorie te vormen over het experimenteren van de kunstenaar. Kunnen we daardoor stellen dat de werkwijze van kunstenaars en mediums iets in gemeen hebben, namelijk dat beide geen rationele grondlegging hebben?

Bruce Lee zei “Maak je hoofd leeg, wees vormeloos, zoals water. Water die je in een kop giet, wordt het kopje. Stop het water in een fles, en het water wordt de fles. Stop het in een theepot en het wordt een theepot. Nu kan water stromen, maar het kan ook crashen. Wees water, mijn vriend.”
Voor haar betekent het ontbreken van vorm vrij zijn van een vaste positie, punt of protocol, het vermijden van het veilige, het verzet tegen formalisatie. De woorden van Bruce Lee zetten haar aan tot denken. Soms heeft ze het idee dat ze als kunstenaar een tweesnijdend zwaard in de hand heeft waar ze niet weet mee om te gaan. Ze voelt zich verdeeld tussen het volgen van een vrije, vormeloze alledaags bestaan en de plicht om streng en gedisciplineerd te leven. Ze is er zich van bewust dat een bepaalde mate van routine noodzakelijk is om haar werk verder te laten ontwikkelen, maar toch blijft ze huiverig voor onnodige herhalingen.
Desondanks herhaalt ze dagelijks, bijna als een mantra, een gedachte waar ze graag in wil geloven: maak fouten, neem het risico, leer op de verkeerde wijze, wees buigzaam, maak je niet druk om het resultaat, gebruik wat je niet kent als startpunt, zet je rauwe gevoel in, en bevestig jezelf als kunstenaar, zelfs als mensen je niet helemaal vertouwen wanneer je zegt dat je een kunstenaar bent die nooit schildert.Ze vraagt zich af wat het voordeel is aan het niet horen bij een duidelijk en voorverpakte sociale categorie. Graag zou ze willen geloven in vrijheid, maar ook om op een doelbewuste manier weg te doen met de stereotypen van wat een kunstenaar zou moeten zijn, een verlangen wat doet denken aan de welbekende oppositie tussen de rationaliteit van de wetenschap en de irrationaliteit van de kunstenaar.

Soms, als ze bijna in slaap valt, voelt ze zich overweldigd door duizelingen. Dit gebeurt vooral wanneer ze in een stoel zit en slaap probeert te weerstaan. In deze staat – tussen slapen en waken – ervaart ze een zekere drijvende sensatie, alsof ze zich fysiek in een ruimte bevindt die niet echt bestaat. Ze voelt zich vreemd, zoals het luchtbelletje in een waterpas die zichzelf recht probeert te houden.
Deze onzekere toestand van mijmering tussen zijn en niet-zijn is cruciaal geweest in de geschiedenis van scheikunde. In de 19de eeuw begreep de Duitse wetenschapper Friedrich Kekulé bij het wakker worden ineens de ringstructuur van benzeen doordat hij droomde van een slang die zijn eigen staart inslikte. In een vergelijkbare situatie, viel Dimitri Mendeelev, bedenker van het periodiek systeem der elementen, na drie dagen en nachten zonder te slapen, in een diepe sluimer waaruit hij uiteindelijk ontwaakte en ineens het patroon voor zich zag die de basis zou leggen voor het systeem.

Vloeistof, equilibrium, en dromen zijn drie mysterieuze elementen die indirect met elkaar verbonden staan. Een transparante vloeistof kan een sterke kracht verbergen: een gif, een geneesmiddel, of een zelfs een toverdrank. Equilibrium is sterk gerelateerd aan bewustzijn, denk bijvoorbeeld aan wat er gebeurt bij de aandoening labyrinthitis: een ontsteking die devloeistof in de oor ontregelt, waardoor het gevoel van evenwicht wordt aangetast.Het is een mechanisme die je zou kunnen vergelijken met de werking van een waterpas. Dromen zijn dromen en zijn grenzeloos. Het is interessant om te weten dat alchemisten lang speculeerde over het materiaal waaruit de droom bestond. Zonder enig bewijs dachten ze dat dromen uit een soort gas, nevel, of ultra fijne vloeistof moest bestaan, onderworpen aan vluchtigheid, maar ook, net als een gas, in staat om zich te verzamelen en in de lucht te blijven hangen.