239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things

Dit stuk is slotfase uit een lezing van Maartje Wortel over het het begrip autobiografie en of dat wel werkelijk bestaat.

De schrijver Luigi Pirandello schreef in 1926 de roman: Iemand, niemand en honderduizend.

In het verhaal zegt de vrouw van de hoofdpersoon op de eerste bladzijde dat zijn neus een beetje scheef staat. Dit feit, dit uiterlijke kenmerk is nieuw voor de hoofdpersoon. Hij wist zelf nog niet dat zijn neus een beetje scheef stond. Vanaf die dag is alles anders, omdat hij zichzelf altijd op een manier gezien heeft waarvan hij veronderstelde dat degene die hem zagen precies hetzelfde zagen.

De hoofdpersoon Moscarda uit het boek zegt:

“De gedachte dat de anderen in mij iemand zagen die niet degene was die ik zelf kende, iemand die alleen zij konden kennen doordat ze van buitenaf met ogen naar me keken die niet de mijne waren en die me een uiterlijk gaven dat mezelf altijd vreemd zou blijven, ook hoorde het bij mij, ook al was het in hun ogen het mijne (en ik in mijn ogen dus niet) dat ze zich een voorstelling maakten van mijn leven waarin ik, hoewel het voor hen mijn leven was, niet kon binnendringen, deze gedachte liet me niet meer met rust. Hoe kon ik ooit die vreemde in mij verdragen, deze vreemde die ik voor mezelf was. Hoe kon het dat ik hem niet zag? Hem niet kende? Hoe kon ik verdragen dat ik voorgoed veroordeeld was hem bij me te hebben, in me, zichtbaar voor de anderen, en tegelijkertijd onzichtbaar voor mij?”

Van dit idee van Pirandello uitgaande proberen we onszelf vorm te geven. Ook al is dat allemaal dus helemaal niet zo belangrijk en eenduidig. Via dit voorbeeld kan je ook aannemen dat autobiografisch werk niet bestaat, omdat de ander er altijd iets anders in ziet. In een van de werken van Barbara Visser stelt ze zichzelf bij een lezing voor als Barbara Visser, dan komt er een nieuwe vrouw het podium op die beweert Barbara Visser te zijn. Ze zegt dat die eerste een actrice was. Vervolgens komt de derde Barbara Visser het podium op. Ook de tweede die zich als Barbara Visser voorstelde bleek een actrice te zijn. Niemand wist meer wie de echte Barbara Visser was en of zij wel bestond. Barbara Visser zegt over haar werk in 2001 in NRC: dat ze niet alleen verwarring wil zaaien of toeschouwers op het verkeerde ben wil zetten, maar zich ook nestelt in de realiteit en heen en weer switcht tussen diverse werkelijkheden om te tornen aan clichés en vastgeroeste kaders. Het mooie aan kunst is dat je door middel van kunst aan jezelf kunt ontsnappen. Door het te maken, of er naar te kijken, of het te lezen. En ik raad jullie dat allemaal van harte aan. Om vele gezichten tegelijk te zijn en te onderzoeken bedoel ik. Helemaal nu het tegenwoordig, dankzij internet, steeds moeilijker wordt om aan jezelf te ontsnappen, om een andere identiteit aan te nemen.

We denken dat het makkelijker wordt. Maar al je gegevens liggen vast. Dankzij facebook en dergelijke is er een steeds sterkere profilering gaande waar de overheid en reclamemakers steeds meer op in spelen. Daarom hou ik nu een pleidooi voor de fantasie, de verbeelding. Jullie kunnen iedereen zijn, grenzen overschrijden, spelen met je identiteit. Bekijken wie jij bent, dat doet een ander wel voor je. Ook als je niet bekeken wilt worden.

Natuurlijk moet jullie allemaal voor jezelf ontdekken welke manier van werken het beste bij jullie past. Want zelfs als je autobiografisch werk maakt zie je de werkelijkheid waarschijnlijk wel over het hoofd. Je kijkt zoals we net gezien hebben nou eenmaal niet met dezelfde ogen naar jezelf als dat een ander dat doet.

Daarom zou ik graag af willen sluiten met een citaat van de schrijver David Foster Wallace. Dit komt uit een toespraak dat is verschenen in het boekje: Dit is Water.

“Twee jonge vissen zijn rustig aan het zwemmen als ze een oudere vis tegenkomen, die de andere kant op zwemt. De oudere vis knikt ze toe en vraagt: ‘Môge, jongens, lekker water?’ De twee jonge vissen zwemmen nog een stukje door, maar dan kijkt de een de ander aan en vraagt: ‘Wat is in ’s hemelsnaam water?"