239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things

Echo + Seashell bestaat uit kunstenaars Henna Hyvärinen and Susan Kooi. Ze treden op met de nummers die ze samen schrijven over problematische kunst- en liefdesleven, gebaseerd op wat er op dat moment in hun levens speelt. In samenwerking met verschillende muzikanten wordt de muziek geschreven en geproduceerd waardoor er variaties ontstaan in zowel stijl als genre.

De teksten vormen de kern, de ‘baby ziel’ van Echo + Seashell. Samen maken ze live performances, video’s, en tentoonstellingen. Na vele persoonlijk en professionele afwijzingen besloten ze samen een musical te schrijven met als thema ‘afwijzing’. Om ervoor te zorgen dat niemand afgewezen werd, gebruikten ze elke van de 18 nummers die ze toegezonden kregen. Voor sommige nummers schreven ze tekst, voor andere maakten ze video’s of vonden ze een alternatief platform. De musical bestaat uit vier delen: In the Game but Losing It, Hard and Soft, Project Runaway en Coldplay.

Hier een paar fragmenten uit de musical:

Play
Play
Play
COLDPLAY
Toen ik de opdracht kreeg een onderwerp te bedenken voor mijn eindscriptie raakte ik vrijwel meteen in paniek. Ik vond dat ik een onderwerp moest kiezen dat past bij mijn werk en dat aansluit bij mijn artistieke onderzoek. Het moest inspiratie geven voor nieuw werk, origineel, vernieuwend en actueel zijn, en ik vond ook dat het niet te voor de hand liggend mocht zijn. Eigenlijk moest het gewoon perfect zijn.

In de jaren dat ik studeer aan de KABK is mij, zonder uitzondering, bij elke beoordeling of werkbespreking verteld dat ik moet leren loslaten. Durven loslaten. Durven falen. Dat falen onmisbaar is voor de artistieke ontwikkeling van een kunstacademiestudent, wordt de studenten op de eerste dag van het academiejaar door hoofddocent Johan van Oord ingeprent. Hij noemde de academie in zijn openingstoespraak ‘the temple of failure’, waar het meer gewenst is om meerdere ‘slechte’ werken te maken dan een enkel ‘goed’ werk en waar elke mislukking waardevol is. Alleen door te falen zou de student in staat zijn om te leren, veranderingen aan te brengen in zijn artistieke proces en zichzelf te ontwikkelen. Maar is dat ook echt zo?

Ik besloot mijn eindscriptie te wijden aan een onderzoek naar de rol van het falen in het proces van het kunstenaarschap en de invloed ervan op de artistieke ontwikkeling. Ik doopte het Fail to learn.
Maar wat is falen eigenlijk? Als eerste nam ik mijn toevlucht tot een praktische oplossing: het woordenboek. De Oxford English Dictionary bood meerdere definities van het woord failure, die ik vervolgens enigszins vrijelijk heb toegepast op het falen van een kunstwerk of het kunstenaarschap. Kort gezegd kwam het erop neer dat wat niet slaagt, faalt en dat wat niet faalt, slaagt. Daarbij is de toepassing van het begrip nogal belangrijk. Een invloedrijk persoon in ‘de kunstwereld’, een galerist of kunstcriticus, zou een kunstwerk of kunstenaar ‘gefaald’ kunnen noemen. Maar heeft de kunstenaar dan ook echt gefaald en is het kunstwerk daadwerkelijk een mislukking? Of is het misschien toch de kunstenaar zelf die dit alles bepaalt? Eén ding is wat mij betreft zeker: we kunnen ons falen niet controleren. Falen is afhankelijk van het toeval en expres falen bestaat niet. Want wie probeert te falen en daar vervolgens in slaagt, heeft dus niet gefaald. Misschien zit daar ook mijn frustratie wanneer mij wordt opgedragen te leren loslaten, te durven falen. In al mijn perfectionisme doe ik mijn uiterste best te falen, om er maar van te kunnen leren. Vervolgens faal ik te leren.
Ook heb ik gekeken naar de psychologische factoren die van invloed zijn op het falen in het artistieke proces. Zoals mijn grote vijand: de faalangst. Maria Hopman schreef in haar boek Creativiteit onder druk dat faalangst een angst is die slechts bestaat in onze beleving.[1] Uit onderzoek blijkt namelijk dat personen die naar eigen zeggen faalangstig zijn, even gespannen zijn als personen die zichzelf niet faalangstig vinden. Blijkbaar is het dus ‘slechts’ de beleving van spanning of angst die de faalangst definieert. Toch kan faalangst enorm verlammend werken op het artistieke proces. Hopman stelt dat het nemen van de eigen verantwoordelijkheid en het aannemen van een actieve houding de enige effectieve wapens zijn tegen de blokkade die faalangst kan veroorzaken. Ook Klaus Ottman beschrijft het belang van het aannemen van een bepaalde houding ten opzichte van het falen. Hij noemt het de genius decision, wat zoveel inhoudt als de poging van een kunstenaar om het onmogelijke toch mogelijk te maken. Juist in dit verband tussen het falen en het streven naar succes kan de kunst volgens hem zo betekenisvol zijn.[2]

Terugdenkend aan de uitspraak van Johan van Oord bleef ik mij afvragen hoe het leren door falen nu eigenlijk tot stand komt. Ik merkte dat ik op zoek was naar een bepaald ‘nut’ van het falen in het artistieke leerproces. Om dit te onderzoeken keek ik naar de theorieën van de psycholoog B.F. Skinner. Zijn gedragstheorieën omtrent ‘operante conditionering’ probeerde ik toe te passen op het gedrag ‘kunst maken’. Elk gedrag kan volgens Skinner geconditioneerd (aangeleerd) worden en het toepassen van positieve consequenties zou het gedrag, zoals het maken van kunst, versterken en zelfs verbeteren. Maar in het geval van negatieve consequenties, zoals afkeuring van een kunstwerk door bijvoorbeeld docenten, zal het gedrag in het vervolg vermeden worden. Het ‘nut’ van het falen is in dit geval dus dat de persoon leert dat hij het gedrag niet moet herhalen als hij niet nog eens wil falen. Falen om niet meer te hoeven falen. Het belangrijkste is dat het falen, volgens Skinner gekenmerkt door de negatieve consequenties die erop volgen, leidt tot gedragsverandering en aanpassing van de strategie van de kunstenaar. Dit is op te vatten als de positieve invloed die het leren door te falen kan hebben op het creatieve proces en de artistieke ontwikkeling.

Het principe mag misschien aannemelijk zijn, maar uiteraard ligt het niet zo eenvoudig in de praktijk van het kunstonderwijs. Daar wordt van de kunststudent verwacht dat hij op geheel eigen wijze een manier vindt om fundamenteel onderzoek te doen voor zijn werk op basis van een ‘theoretisch’ en ‘artistiek’ fundament.[3] Dat klinkt heel breed en dat is het ook. Het is dan ook moeilijk te bepalen wanneer een student erin geslaagd is of gefaald heeft aan deze eisen te voldoen. Het is in ieder geval essentieel voor een student om te leren omgaan met consequenties zoals negatieve feedback, omdat de kritiek van docenten en medestudenten het belangrijkste aanwezige referentiekader is dat de student tot zijn beschikking heeft. Zolang de student openstaat voor het leerproces dat verbonden is aan deze kritiek en feedback, kunnen de artistieke crisis en het falen overkomen worden.

Ik sprak met Johan van Oord over de academie als ‘the temple of failure’ en ook over de foto die hij hierbij toonde: Leap into the void van Yves Klein. Volgens Van Oord een goed voorbeeld van een werk dat voortkomt uit het falen. In het maakproces van de foto moest Klein vallen, om in het uiteindelijke kunstwerk te kunnen vliegen. Vallen om te vliegen. Falen om te slagen. Het falen en de triomf zijn beide even belangrijk in de artistieke ontwikkeling, aldus Van Oord. Vervolgens bedacht hij dat het beter was om de academie ‘the temple of failure and triumph’ te noemen.

[1] M. Hopman, Creativiteit onder druk, omgaan met faalangst en kritiek in kunst en kunstonderwijs. Assen: Van Gorcum, 1999

(2) K. Ottman, The Genius Decision: The Extraordinary and the Postmodern Condition, Putnam, CT; Spring Publications, 2004

[3] J. van der Tas, De muze als professie, Onderwijsvernieuwing aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Raamsdonksveer: Drukkerij Dombosch [z.j]


Een fotografieopleiding heb ik nooit gehad. Wel heb ik een tijd op een academie gezeten, maar niet als student. In 1986 kreeg ik een aanstelling als docent fotografie op de Rietveld.

De eerste opdracht die ik de studenten gaf was in de kantine te gaan zitten met een camera. Het moment mochten ze zelf uitkiezen. ’s Morgens vroeg als er nog geen student was. Een uur of twaalf als het begon vol te lopen. Of ’s avonds als de deeltijdstudenten erbij kwamen. Allemaal best, zolang ze maar een rolletje volschoten met hun ogen dicht. De bedoeling was om de kijkspieren los te maken.

Wat precies uit die opdracht is gekomen, weet ik niet meer. Wel weet ik dat ik na dat jaar een gesprek met de directie had. De directie gaf mij te kennen dat ze de indruk hadden gekregen dat het afgelopen jaar de bodem van mijn fotografische kennis in zicht was gekomen. Ze zagen er geen brood in nog langer van mijn diensten gebruik te maken.

Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die inzakken als de directie van een gerenommeerde academie ze te verstaan geeft dat de bodem van hun fotografische kennis in zicht is gekomen. Maar ik zat er niet mee. Ik vroeg om een schriftelijke bevestiging dat mijn contract niet verlengd werd. Met de reden erbij graag. Ik vond het niet erg, want ik had mijn Rode Map. Mijn map waarin ik alle Afwijzingen en Teleurstellingen verzamelde.

Zoals met alle verzamelingen... ben je er eenmaal aan begonnendan wil je ze afmaken, compleet hebben. Die map moest vol. In de afwijzing van de Rietveld werden twee gaten geperforeerd en ze ging bij de andere afwijzingen.

Achteraf gezien had ik misschien een te grote map genomen. Maar het goede eraan was: om hem vol te krijgen moesten er veel afwijzingen komen. Dus moest ik ook veel aanvragen doen, balletjes opgooien, voorstellen indienen, mijn werk laten zien, solliciteren. Aanvragen die gehonoreerd werden, gingen in de Groene Map. Daarin verzamelde ik Toekenningen en Andere Successen. Het was wel wat optimistisch dat ik daarvoor net zo’n grote map had genomen als voor de Afwijzingen en Teleurstellingen.

Het is dankzij deze twee mappen dat ik erachter ben gekomen dat afwijzingen een positief effect hebben op je carrière. Hoe dat in elkaar steekt, kan ik het beste laten zien aan de hand van een grafiek.

Op de x-as heb ik de jaartallen gezet, van 1980 tot nu.

Op de y-as mijn inkomen omgerekend in euro’s.

Geen betere maat van succes dan je omzet.

In 1986, toen mijn contract op de Rietveld niet werd verlengd, is een klein dipje te zien. Zoveel verdiende ik daar niet. Niemand niet, nog steeds niet. In 1995, toen ik ophield met fotograferen en begon met schrijven, kwam een veel grotere dip.

Interessant om daar het aantal jaarlijkse afwijzingen tegen af te zetten dat ik verzamelde voor mijn Rode Map. Nu wordt het even hogere wiskunde want ik ga twee schalen over elkaar heen zetten. De schaal van het aantal afwijzingen over de schaal van de omzet in euro’s.

Maar waar het om gaat is: de eerste vijftien jaar heeft de grafiek afwijzingen dezelfde vorm als mijn inkomen. Er is dus een directe correlatie tussen afwijzing en artistiek succes.

Ook als ik in 1995 stop met fotograferen en ga schrijven zie je de afwijzingen de omzet volgen, zij het minder precies. Beide dalen omdat ik schrijven nog niet onder de knie heb. Ik oefen de hele dag, weinig tijd om aanvragen te doen, er komen ook minder afwijzingen binnen.

Heel langzaam begint mijn inkomen na 2000 weer te stijgen, ik krijg opdrachten. Aanvragen doe ik steeds minder. Dan begin ik in 2003 op de website PhotoQ een rubriek waarin ik foto’s analyseer als een detective. Dat slaat aan en in 2004 vraagt de Volkskrant me of ik wekelijks een persfoto wil analyseren. Gestaag gaat het inkomen omhoog. Terwijl het aantal afwijzingen drastisch daalt, ik doe steeds minder voorstellen en aanvragen.

Dat is de periode dat ik in rustiger vaarwater kom. Het inkomen stijgt verder en verder, de afwijzingen dalen tot ze elkaar kruisen, hier, februari 2012. Laat dat nou net het moment zijn waarop de Rietveld mij vraagt de opening van hun eindexamententoonstelling te doen.

De opening van de eindexamententoonstelling!

Ja, dan zit je op rozen.

Op het gevaar af aanmatigend over te komen kan ik het niet laten vier tips te geven voor de aanstormende kunstenaar.

1)Koop twee ordners, maak de ene rood en de andere groen. Stop de afwijzingen in de rode, de toezeggingen in de groene.

2)Hou je niet bezig met zelfpromotie. Je hoeft je werk niet op te hemelen. Ontdek je iets, kom je al werkend iets tegen waarover je enthousiast bent, houd dat dan niet voor je. Vertel het aan iedereen die het horen wil. Je vrienden, je ouders, de bakkersvrouw op de hoek. Mocht er dan iemand bij komen staan die je werk verder kan helpen, je kent die types wel... praat dan rustig door.

3)Vertel over je werk in heldere en directe bewoordingen, geen jargon. Als de bakkersvrouw afhaakt, dan moet je het de volgende keer anders vertellen. Zo leer je je werk steeds beter te begrijpen.

4)Wees niet te kieskeurig. Aas niet alleen op de top. Laag instappen heeft grote voordelen. Daar krijg je ruimte om te experimenteren en uit te vinden waar je werk over gaat. Goed dat te weten voor je later voor de leeuwen wordt gegooid.

John Baldessari, No more boring art

John Cage: een aantal regels voor studenten en docenten

REGEL 1: Vind een plek die je vertrouwt, en probeer het een tijdje te vertrouwen.

REGEL 2: Algemene taken van de student: haal alles uit je docente, haal alles uit je medestudenten.

REGEL 3: Algemene taken van de docent: haal alles uit je studenten.

REGEL 4: Beschouw alles als experiment.

REGEL 5: Wees zelfgedisciplineerd – dit houdt in dat je een wijs of intelligent persoon vindt om te volgen. Wanneer je iemand goed volgt ben je gedisciplineerd. Wanneer je iemand beter volgt ben je zelfgedisciplineerd.

REGEL 6: Een vergissing bestaat niet. Winnen bestaat niet, falen ook niet, enkel het maken.

REGEL 7: Werken is de enige regel. Als je werkt, dan zal het ergens toe leiden. Degenen die uiteindelijk de dingen door beginnen te krijgen zijn degenen die altijd aan het werk zijn.

REGEL 8: Probeer niet tegelijkertijd te werken en te analyseren. Beide processen zijn ingewikkeld.

REGEL 9: Wees blij wanneer je kan. Heb plezier. Het is lichter dan je denkt.

REGEL 10: “We breken alle regels. Zelfs onze eigen regels. En hoe doen we dat? Door genoeg ruimte over te laten voor X kwantiteiten.” (John Cage)


TIP: Wees altijd aanwezig. Kom en ga naar alles. Ga altijd naar de les. Lees alles dat je tegenkomt. Kijk vaak films, en kijk ze aandachtig. Bewaar alles, je zou het ooit nog eens nodig kunnen hebben.