239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things

Miek Zwamborg (1974, Schiedam) is poëet, schrijver, vertaler en beeldend kunstenaar die werkt en woont in Amsterdam. Ze is afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie (Amsterdam) aan de afdeling Beeldende Kunst en heeft ook een opleiding Juwelier gevolgd aan de vakschool Schoonhoven.

Eerder werk stond op de longlist van de AKO Literatuurprijs (de roman Oploper) en de longlist van de Libris Literatuurprijs (de roman Vallend hout). Zwamborn geeft ook les op de Gerrit Rietveld Academy en is redacteur bij literair magazine Terras.

Onder de wortels van bomen, onder de palen die de steden dragen, onder de meren waarin de toren verdronk, kruipen we weg, niemand kijkt naar ons, niemand ziet hoe wij er hier beneden los, los wij zijn los, wij hebben het beest naar binnen gelokt, wij hebben het opgejaagd naar hier, want wij jagen, verbannen de zon en de deur klatert maar door achter de negen watervallen spatten regenbogen op, stolp waaronder wij werden opgekweekt, stollen van steenstille stiltes en zwijgtochten, zwevend stoft het oplichtende steengruis boven de ondergrondse beek, wij steken het vuur aan, kluiven de botten af, brengen de okeren schedels naar voren en tellen hoe lang de tijd al los ligt op de vloer, gevangen in koele kalk kamerswasems getekend door vlekken die pegels werden, wanden die waken over de uitgerekte regen.

Buiten kronkelt de zon, storten de wateren, fikken de velden, maar wij zijn wars van licht, slaan pinnen in steen, klimmen niet op maar neer langs de losse ladders dalen we af, de waterval van voorheen laat de vleermuizen vliegen, geen enkele op zijn kop hangende zwarte gedaante meer tegen het natte gewelf van dit duizend jaar oude hol, huis van de holenbeer, huis van de grottenolm en oeros, hol klinken onze kreten uit de haard van de bloedverwant, reus van een schaduw om het vuur, wij blijven kruipen op dezelfde knieën als zij door de amandelvormige gangen en dwaalden diep, diep komen we neer, wij worden geprikt aan steensplinters, wassen ons niet, nemen de kleur aan van steen, er is voldoende ruimte om de bijlen te slijpen, om het vet van de toortsen te vangen, we looien tot laat, blinderen de toegang met handen die nog op klauwen lijken, strijken de veren op onze armen glad en tasten vooruit in het donker, wij kaatsen de tijd terug, wij raken elkaar aan en proeven de holte achter onze tongen toen we nog niet spraken.