
De schilderkunst is een van de weinige gebieden waar het letterlijke volkomen kan samenvallen met het figuurlijke.
Dit samentreffen van feitelijkheid met metaforiek is een van de unieke karakteristieken van het werk van Johan van Oord. Hij beschouwt het schilderij als een doos waar dingen in kunnen. Geen afbeeldingen van appels of landschappen, maar schilderkunstige feiten als cirkels die van nature uit de kwast voortkomen, en dan natuurlijk in één kleur. Hij huldigt het adagium van Magritte, dat het mysterie in de feiten schuilt. En net als Magritte verafschuwt hij de abstractie. En net als Magritte verafschuwt hij het ‘artistieke’ gebaar, de ‘gevoelige toets’ de projectie van emoties.
De feiten zijn letters. De ambitie is, om er beelden van te maken die gelijkzaam letter zijn en schilderij. Die even beeldopwekkend zijn als taalopwekkend. Portretten van letters die de abstractie van de letter vermoorden.
De letter die zich vrijgemaakt heeft uit het alfabet, en de schoonheid van zijn nieuw verworven eenzaamheid voorstelt aan de beschouwer.
Hij doet dat eerder als een architect/timmerman/huisschilder dan als een kunstschilder. Eenvoudig door een bouwwerk van een letter te ontwerpen dat in de gegeven ruimte van het doek, de doos past, en dat ontwerp dan vol te maken met verf met alle precisie en vakmanschap die een goede huisschilder tot zijn beschikking heeft. Het is ‘vakwerk’ in de tegenstelling tot ‘artistiek’ werk, met als enige wens om iets volmaakts te maken. De volmaaktheid die alleen in een kunstwerk kan bestaan.
Volmaaktheid door vol te maken.