241 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

241 Things

Sinds ik begonnen ben aan het project The Neighbours (2006) ben ik voor elk geluid gevoeliger geworden.

Op een gegeven moment kon ik niet meer normaal werken omdat ik steeds verstoord werd door het geluid van de bovenburen. Maar tegelijkertijd kon ik het niet uitstaan dat ik mezelf gek liet maken door zoiets triviaals. Lang heb ik geprobeerd het geluid te negeren, maar het drong binnen aan de randen van mijn bewustzijn als gezoem, als het getik van een druppende kraan. Ik was verbaasd toen ik besefte dat dit naar het maken van een werk kon leiden. Juist omdat het zo triviaal is. Juist omdat het aan de rand van mijn bewuste ervaring zweeft.

Hoe meer ik mij bezighield met mijn buren, hoe meer andere geluiden me begonnen op te vallen. Mijn oren zijn gevoeliger geworden voor detail sinds ik zelfs op de meest subtiele geluiden van de buren let. Ook als ik bij iemand op bezoek ben hoor ik meer. Het is verbazingwekkend hoe vaak je iemand in het huis van buren kan horen hoesten.


Dit geld nog meer voor het horen van mijn eigen bovenburen. Mijn thuis is veranderd in de zes maanden dat zij hier wonen. Ze hebben mijn ruimte overgenomen. Gek werd ik van irritatie terwijl ik wakker in bed lag. Dus besloot ik de rollen om te draaien door hun geluid als begin voor dit project te gebruiken. Ironisch genoeg mis ik ze nu als ik ze eventjes niet hoor en ben ik blij met elk nieuw geluid die ze maken. Als ik ze beluister heb ik het gevoel ergens mee bezig te zijn, iets acuut en spannend. Toen ze de vloer isoleerde met een nieuwe ondervloer was ik kapot. Ik denk tenminste dat het nieuw is, hier kan ik niet zeker van zijn omdat ik ze heb gehoord maar nooit heb ontmoet.

Zonder dat ik het doorhad werkte mijn bewustzijn van de bovenburen door tot mijn dagelijkse routine, zodat ik op een vrijdagavond besefte dat ik wachtte op het geluid van het vallen van hun schoenen naast hun bed. Ik wist precies hoe de val zou klinken. Ik wist dat dit gevolgd zou worden door het droevige gezoem van de satellietschotel boven. Ik was, besefte ik, constant met ze bezig: deze mensen die ik ooit vluchtig over de telefoon gesproken heb, maar nooit echt heb ontmoet. Toch ken ik hun slaapkamerrituelen tot de meeste intieme akoestische detail.

Ik probeer ze voor me te zien maar het beeld blijft vaag. In mijn voorstelling zijn ze het type dat naar de plaatselijke sportschool gaat (op de hoek,) en zijn ze op een of ander manier opgeblazen, alsof ze voorzichtig tot kritieke punt zijn opgepompt. Maar waar baseer ik dit eigenlijk op? Het is niet hun fysieke aanwezigheid die mij wakker houdt. Het is de ruimte die zij innemen door hun geluiden waardoor ik altijd bewust ben van hen.

Omdat ik mijn buren kan horen hebben zij mijn ruimte geïnfiltreerd: niet met hun lichamen maar met hun geluid. Ze vestoren de plek die mij thuis is—waar ik als enige kan doen wat ik wil.

De stilte van mijn thuis is mijn thuis. Mijn persoonlijke, privé ruimte. Maar wat is stilte eigenlijk? Het is hier nooit echt stil. Je hoort vogels, het gezoem van de koelkast, de auto’s die langsrijden. Maar dit zijn de achtergrondgeluiden van mijn huis waar ik aan gewend ben.

Het idee van een achtergrondgeluid heeft sowieso iets ruimtelijks. Als een soort omgeving, een eigen kamer die je altijd—als het stil is—overal mee naar toe kan nemen. Sommige mensen hebben dit juist als er heel veel geluid is, dit is hun ‘achtergrond’ en voelen zich ongemakkelijk als het er niet is. Onverwachte geluiden verkondingen dat deze ruimte niet bestaat, vooral als je niet aan deze geluiden kan ontsnappen, of er niets aan kan doen. Een druppelende kraan is minder frustrerend omdat ik weet dat ik hem dicht kan draaien. Maar aan het geluid van de buren kan ik niets doen. Het enige wat ik kan doen is er aan wennen, of ze bellen (en het geluid van de telefoon boven af horen gaan), of misschien mijn eigen muziek heel hard aanzetten, wat tijdelijk een soort van voldoening geeft.

Er gebeurt iets vreemds als de buren ineens stil zijn. Ik word gek van de stilte. Het laat me denken aan een verhaal die ik gelezen heb over een man die elke avond voor het slapen gaan kon horen hoe de bovenbuurman zijn schoenen een voor een uittrok. Op een avond wordt de bovenbuurman er ineens van bewust dat dit geluid best asociaal zou kunnen zijn. Ineens voelt hij zich intens schuldig. Met de precisie van een maanlanding plaatst hij zijn rechter schoen naast de ander. Na een kwartier schrikt hij wakker. Hij hoort een stem schreeuwen : “Mijn god! Trek de andere schoen uit zodat ik eindelijk kan slapen!”

Inmiddels ben ik zo gewend geraakt aan de routines van mijn bovenburen dat ze bijna onderdeel zijn geworden van mijn achtergrond geluid en, inderdaad, merk ik het als hun geluid ontbreekt.

november 1927

Levensregels

1 Doe iedere dag iets nuttigs.

2 Karman en hatha-yoga bestuderen en toepassen.

3 Niet later dan 2 uur 's nachts naar bed gaan en niet later dan 12 uur opstaan, behalve in uitzonderlijke gevallen.

4 iedere ochtend en avond gymanstiekoefeningen doen en masseren met warme doeken.

5 p.r.

6 Na het wakker woerden meteen opstaan en je niet overgeven aan ochtendmijmeringen en het verlangen om te roken.

7Als je alleen opstaat, meteen iets concreets ondernemen.

8 Paal en perk stellen aan het aantal logees en zelf overwegend thuis slapen.

9 Alleen datgene, wat tot de mogelijkheden behoort uitdenken, maar eenmaal opgevat, een idee uitvoeren ook!

10 wees zuinig met je tijd.

K(reutz) U(nd) M(arie), K. en M., K.enM. N(ikolaj) W(onderdoener) h(elp)m(ij).

Uit het boekBrieven en dagboeken van Daniil Charms, Pegasus Amsterdam 1993, vertaling Jan Jasper Zijlstra.

Martin Gostner, After my death I would like to be a paradise for birds, 2003


Hoe kan ik zo oud mogelijk worden?

1. Wees niet bang voor ‘slechte’ dingen. Het lichaam reageert op invloeden als straling, gif en hitte met een afweermechanisme. In veel gevallen wordt hiermee toekomstige schade voorkomen.

Nikola Tesla

2. Zoek gezelschap op. Vooral getrouwde mensen worden ouder, maar een grote vrienden- of familieschaar helpt ook.

Fischli/Weiss

3. Verhuis naar gebieden waar mensen ouder worden. Bijvoorbeeld gezonde en gematigde omgeving als Japan.

4. Geniet. Drink een glas wijn per dag, en slaap als je lichaam daar om vraagt. Eet chocola – goed voor de bloedvaten.

Erwin Wurm

5. Train je hersenen. Veel lezen, spelletjes doen, en discussiëren. Juist als je ouder bent.

6. Lach en ontspan. Positieve denkers worden ouder.

Erwin Wurm

7. Ga naar de dokter bij klachten. Voorkomen is beter dan genezen. Maar overdrijf niet.

Martin Kippenberger, Strong Face

8. Eet gezond en matig.

MARTIN KIPPENBERGER, Schlecht belegte Studentenpizza gepollockt

9. Ga erop uit. Nieuwe dingen leren (bridgen, diepzeeduiken, cursus Japans) houdt geest en lichaam gezond

Franz West, Adaptives

Iets meer dan een jaar geleden zat ik in mijn laatste jaar van de kunstacademie toen we gingen verhuizen naar een ander gebouw. Dit gebeurde met enige tegenzin, aangezien ons gebouw gewoonweg fantastisch was. Het was een gebouw waarin je als student vier jaar kon apenkooien met verf, kwasten en alle gekheid op een stokje zonder dat iemand daar wat van zei, een gebouw dat aanmoedigde om je atelier in te duiken en te knallen met al het materiaal dat je maar vinden en betalen kon, een gebouw met ontelbaar veel kleurrijke hoekjes waarin zo nu en dan iemand een dutje deed of stiekem maanden woonde, en waar je aanzienlijk veel moeite moest doen om een stukje zonder verfspetter of ander artistiek statement te vinden. Een gebouw waarop iedereen apetrots was.



Nu zou je dit niet direct achter de academiestudent zoeken, maar dit is eigenlijk de allerlaatste studentensoort die je uit hun natuurlijke habitat moet halen. Aarzelend schuifelden studenten door de gangen van het nieuwe gebouw. Met een vijandige blik bekeken zij de schone lokalen, de nieuwe kantine en zochten wanhopig naar iets van houvast die ze enkel vonden in de oude vertrouwde blokken bont geverfde kluisjes; het enige dat was mee gekomen uit het oude gebouw, en tevens ook het enige dat hun nieuwe habitat met heldere kleuren markeerde. Het stille gemompel veranderde al snel in een boel commentaar: de lampen hingen te laag, de stekkers zaten op precies de verkeerde hoogte, de muren waren grijs en er moest vanaf nu overlegd worden over elke punaise en verfspetter, en verdomme, het leek wel een kantoor! Hoe kon een academiestudent zich in godsnaam ontplooien op een kantoor?


Een uitstekende vraag waar ik het afgelopen jaar menig maal over na heb zitten denken. Het wil namelijk zo zijn dat ik al bijna een jaar afgestudeerd ben en de afgelopen vijf maanden op een kantoor werkzaamheden heb verricht. Ondanks deze wrede en tevens ook ironische speling van het lot heb ik daar maar gelijk mijn eigen theorie getest die ik tijdens de verhuizing had bedacht. Ik ben er namelijk van overtuigd dat je iemand van de academie in feite op elke plek neer zou moeten kunnen gooien en die tot de meest fantastische werken zou kunnen komen.

Sterker nog, ik denk juist dat op plekken waar je hem niet verwacht, de academieganger wel eens het beste uit de spreekwoordelijke verf zou kunnen komen. Zijn vaardigheden en ietwat vreemde perspectief op zo'n plek zou hem wel eens wat pareltjes van inzichten kunnen verschaffen die zo'n plek mooier en vermakelijker kunnen maken. Mensen die daar al jaren zitten kunnen lang niet altijd meer tot dat soort inzichten komen. Het is een beetje zoals wanneer je een doodnormaal woord opeens voor het eerst ziet en je het opeens tien keer uit gaat spreken terwijl je jezelf verwonderd over hoe raar dat woord wel niet is. Voor mijn gevoel ziet de academiestudent redelijk vaak doodnormale dingen zo en dit geeft hem eigenlijk een beetje een soort superkracht, als een artistieke night vision goggle die constant op z'n hoofd geplakt zit, en die hem in staat stelt problemen sneller op te lossen, structuren bloot te leggen en andere interessante observaties te doen die andere mensen helemaal niet doen. Een beetje als een artistieke spion op de werkvloer.


Uiteraard was dit voor mij niet een zelfgekozen test, ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik niet een vliegende start voor mezelf had gewenst waarin ik de wereld over vloog om mijn werk overal te laten zien, al had ik al vrij snel een donkerbruin vermoeden dat dit helemaal niet zo rooskleurig voor mij ging aflopen. Gelukkig ben ik hier de afgelopen jaren op vele verjaardagsfeestjes door ooms, tantes, buurvrouwen en kennissen al op voorbereid met de altijd heerlijke vraag: 'En wat kun je daarmee als je afgestudeerd bent?' Ik zei dan altijd maar dat ik dan gewoon zou gaan werken ergens en ondertussen doorging met dingen maken en bedenken omdat ik nou eenmaal niet anders kan. En zo geschiede, want ook al had ik hard gewerkt aan een safetynet in de vorm van een baan in een heerlijk cultureel verantwoorde winkel, de winkel liep niet en mijn safetynet knapte genadeloos hard kapot. Dat was natuurlijk nogal klote maar daar doe je helemaal niks aan. Eenmaal overeind gekrabbeld bestond mijn toekomst al snel uit het solliciteren op voornamelijk functies waar mijn Bachelor of Fine art voor geen meter op aan sloot. (lees: alle functies)

Nu was dat op zich al confronterend genoeg, maar het werd nog erger. Zo werd ik dansend langs het zwarte gat van alle kanten belaagd door mensen met verwachtingen waar ik nog meer niet op aan sloot. Zo werd ik er tijdens mijn eerste sollicitatie al op gewezen dat ik voor een academieganger op z'n minst wel een kunstwerk van mijn c.v. had kunnen maken. Die was nu zo netjes en normaal dat ik op z'n minst wat moeite had kunnen doen als gediplomeerd artistiek talent. Even afgeleid stelde ik me voor dat ik een C.V. in collage vorm, of als super experimentele film via wetransfer toe zou zenden en iedereen zou gaan klappen en me direct aan zou nemen, of dat ik nachten door zou werken aan de enorme sculptuur met duizend toeters en bellen die mijn vaardigheden en eigenschappen weergavenen daarmee het uitzendbureau binnen zou komen rollen. 'Donder op met je artistieke C.V.!' Dacht ik, ' Daar wordt echt niemand blij van.' Al inspireerde het me wel weer tot het maken van een boekje boordevol ideeën voor een artistiek curriculum vitae.


Ondertussen ben ik ondanks mijn artistieke falen op het uitzendbureau toch aangenomen op een kantoor. De functie die ik beklede had een super goede naam die mijn C.V. zo mogelijk nog verwarrender maakte.
Het leven op kantoor kon beginnen. Ik werkte in een knetter grote toren van wel 16 verdiepingen waar ik alleen met pasnummer 2198 naar binnen kon. Dat weet ik want ik heb het geprobeerd zonder maar datbleek ongmogelijk. Elke dag groette ik iedere man in pak en vrouw mantelpak (behalve op casual friday natuurlijk), maakte ik een praatje bij het koffiezetapparaat en maakte ik vele kopietjes. Mijn leven op kantoor was angstaanjagend eenvoudig: ik haalde een stuk of duizend nietjes uit dossiers, opende de enveloppen, typte cijferreeksen over, printte deze uit, stapelde alles op elkaar, deed er twee elastiekjes om en legde ze in de kast, en begon met de volgende stapel. Ik deed dit van 8.00 tot 16.30 en luisterde elke dag naar een andere radiozender die ik net niet goed kon horen. Vrienden en familie begonnen na deze uitleg van mijn werkzaamheden al snel met allerlei prangende vragen te komen. Of ik het wel vol hield, of het niet te geestdodend was, of ik niet compleet uit mijn veilige habitat gehaald was en hoe ik daar mee om ging.

Maar mijn tijd op kantoor beviel me eigenlijk best goed. Vanaf de eerste dag dat ik op de fiets stapte om er naar toe te gaan begon ik met observeren. Ik observeerde de mensen op mijn route naar kantoor. Zo kwam ik elke morgen dezelfde mensen tegen op de fiets, kwam de zon lange tijd precies op als ik over de brug fietste, vloog er steeds een gigantische zwerm vogels van het dak van het stadion, en kon ik vanaf de dijk een heel schattig huisje in kijken waar als ik op tijd was nog een meneer zat te ontbijten (als ik te laat was, was hij al weg). Als ik het gebouw binnenkwam stapte ik over het oranje snoer van de stofzuiger en groette de vrouw die aan het stofzuigen was. Eenmaal op mijn werkplek gingen de patronen en systemen waar ik zo dol op ben de hele dag door.

Ook mijn collega's observeerde en onderzocht ik voortdurend, ik vroeg ze naar hun droombanen, stelde ze voor duivelse dilemma's en kwam er achter waar zij over piekerden tijdens de uren dat we aan onze bureaus zaten. Ik kwam er achter dat ik me bevond tussen de meest geweldige en uiteenlopende groep mensen waar ik me ooit in bevonden heb. Ik kreeg make-up tips van visagist Sharon, sprak over literatuur met de Spaanse Monica, en ging een keer mee met de oerhollandse Anne en Samantha op hun wekelijkse McDonalds tripje in de pauze terwijl er knetterharde hardcore door de speakers, subwoofers en weet ik niet wat meer schalde die mijn tere kunstenaarshart aan alle kanten door elkaar rammelden. Ik sprak over het nut van kunst en waarom dat niet gratis moest zijn met Karim, die daarnaast ook nog in de pita-broodjesfabriek van zijn vader werkte en daarmee een outfit kon betalen die mijn hele weekloon bedroeg. Ik kwam er achter dat de dierenverzorgster dit jaar gaat trouwen, dat de muzikant niet langer droomt van muziek maken, en probeerde het gesprek dat de bioloog en de accountant hadden te begrijpen maar dit lukte helaas niet, gezien mijn eigen achtergrond. Uiteraard droeg ik als Gerda de kunstenaar ook een steentje bij aan deze kleurrijke groep. In de uren dat we praatten kreeg ik verschrikkelijk veel input, en de uren dat we stil waren broedde ik op de meest fantastische en idiote plannen die ik veelal direct na werktijd uit ging voeren. Ondertussen verzamelde ik mijn nietjes in een glazen potje om me later in meer glorieuze dagen te herinneren aan deze periode in mijn leven.


Ondertussen is het potje vol en is het project op kantoor afgelopen. Ik zit thuis met een boel ideeën voor werken en projecten die lopen en op stapel staan, en tik ik weer ijverig sollicitatiebrieven voor de meest uiteenlopende functies en denk zo nu en dan met heimwee terug aan de academie. Het was een geweldige omgeving die broeide van mogelijkheden, kleurrijke uitspattingen en nog kleurrijkere types. Maar als ik iets heb geleerd het afgelopen jaar is dat de wereld buiten de academie minstens zo kleurrijk is en ideeën gewoon door gaan, in wat voor omgeving dan ook. Dus misschien ga ik wel kantoorplanten-verzorger worden, meubeltester, chauffeur van een karaoke taxi, of patatbakker in een zwembad, of schoonmaker van hotelkamers of iets anders ongelooflijk boeiends. En daar dan werken over maken of teksten over schrijven. Lijkt me fantastisch.

Buiten het centrum van de stad waar de gapende muil van de krater, achtergelaten door de NAVO-bombardementen in 1999, nog altijd open en bloot ligt als een lugubere getuigenis van een vervlogen tijd; en voorbij de eindeloze grijze betonnen woonblokken die exponentieel opdoemen aan de stadsrand van Belgrado, daar bevindt zich een onopvallende markt met goedkope plastic kleding, “Made in China” producten, en al het andere dat men van zo’n markt zou verwachten.

De gapende muil van de krater in het centrum van Belgrado, achtergelaten door de NAVO-bombardementen in 1999

Eén klein kraampje zal echter opvallen. Aan de voorgevel hangt schaamteloos het onmiskenbare geel en blauwe IKEA logo. Loop naar binnen en er is weinig te zien behalve bijvoorbeeld een NYMÖ tafellamp of een BJÖRNLOKA RAND kussensloop. Deze objecten zijn vooral bedoeld om de bezoeker te doen watertanden. Er is namelijk geen IKEA in Servië, hoewel sommige producten in het land worden gefabriceerd. Het bedrijf probeert al jaren de Servische markt te betreden maar wordt steeds tegengehouden door onenigheid met de overheid over grondprijzen en locaties. Vroeger, toen Servië nog deel uitmaakte van Joegoslavië, was er een kleine IKEA, maar deze werd gedwongen te sluiten toen het geweld in 1991 uitbrak.

Serviërs met een dringende behoefte aan BILLY’s, POANG’s, en EKTORP’s komen massaal naar het kleine kraampje om hun bestelling te plaatsten bij de medewerkers die vervolgens voor hun klanten vijf uur rijden naar de IKEA in Hongarije. Uiteraard geldt er een toeslag. Dit is niet de enige kraam in zijn soort. Er zijn talloze Servische bedrijven die inspelen op deze behoefte aan IKEA: belichaming van een geglobaliseerde, gestandaardiseerde wereld van interieurs.