239 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

239 Things

Ik ben niet bang voor spinnen. Spinnen herinneren mij vooral aan mijn kindertijd, en in plaats van afkeer voel ik mij eerder nostalgisch bij de gedachte aan een spin.

De spin verschijnt als een koning. Zij zijn de mooiste, de meest mysterieuze. Allemaal bewonderen wij hun buitengewone vermogen spinnenwebben in elkaar te breien: constructies die je zou kunnen zien als iets tussen een boomhut en een wrede val. Het zou ook kunnen dat wij hen bewonderen omdat de menselijke technologie er vooralsnog niet in is geslaagd om een even simpel, licht en tegelijkertijd krachtig bouwwerk te bedenken.

Bij ons staan ze bekend als gevaarlijke vijanden zowel als prooi. De angst voor deze insecten roep bewondering op: het is dan ook verstandig om respect te hebben voor een onheilspellende vijand. Vooral wanneer dat potentieel gevaarlijk, zelfs dodelijk, schepsel zo veel kleiner is dan wij, omdat wij de neiging hebben macht te betrekken op grootte.

Maar wat vooral fascinerende is over deze dieren is dat, hoewel ze even dicht op ons wonen als katten en honden, ze altijd zwijgen. Ze leven naast ons in onze keukens, badkamers, en zolderkamers: maar nooit maken ze ook maar één geluid van goedkeuring. Andere beesten die wij als intelligent beschouwen en met ons samenleven geven blijk van geluk of ontevredenheid, maar niet de spin. Zij ze gewoon afstandelijk? Zoals wij? Of denken ze helemaal niet?

Spinnen bevinden zich in het gebied tussen intelligente dieren en de grijze massa van insecten en lagere vormen van leven zoals bacteriën: gevaarlijk maar zonder persoonlijk eigenschappen. Wanneer we denken aan insecten, dan denken we in termen van HEN, in meervoud, maar de spin verschijnt als een eenzame jager, als een individu. Maar ook bevinden zij zich in het gebied tussen het walgelijke en het fascinerende. Walgelijk zijn hun ogen, die met hun koele blik de wereld inkijken. Hun harige poten maken hen niet zacht en knuffelig, ze zijn eerder de expressie van een oer iets, van de brute kracht van de natuur.

De gigantische spinnen van Louise Bourgeois kunnen worden gezien als een hommage aan deze kleine monsters. Opnieuw bekeken door de kunstenaar bevatten zijn de kernkaraktereigenschappen van deze beesten, maar meer zichtbaar gemaakt, meer tastbaar. Ze drijven boven onze hoofden, net zoals in het echte leven, op hun grote, enge poten. Ineens worden wij omringd door de spin, ze zetten ons in hun schaduw. Maar is dit echt zo vreemd als we bedenken dat ze ons overal om ons heen leven, in de leidingen, onder het tapijt waar we nooit tijd hebben om te stofzuigen, of in de hoek van de kamer waar onze ogen, moe van de dagelijkse routine, nooit de moeite nemen te kijken.

Bourgeois vergeleek de spin met haar moeder en haar alomtegenwoordige aanwezigheid. Mijn herinneringen sturen mij naar mijn grootmoeder, om een aantal redenen. Ten eerste, herinner ik mij een prachtige ketting in de vorm van een spin, gemaakt van plastic. Ik werd hierdoor gefascineerd, ik vroeg me af waar het vandaan kwam, en wie de vorige eigenaar was, hoewel het maar van plastic gemaakt was.

Ook herinner ik mij haar kamer in mijn ouderlijk huis dat echt helemaal vol stond met spinnenwebben en spinnen. Mijn zus en ik mochten ze nooit doden, omdat dat ongeluk zou brengen. In plaats hiervan werden wij geleerd ze te vangen, om ze op een oude krant te laten kruipen en ze zachtjes buiten het raam te leggen zodat ze in de tuin verder konden leven.

In een van zijn boeken schreef Japanse schrijver Yukio Mishimo ooit over zijn angst voor krabben. Hij vertelde dat hij alleen al door het zien van het Japanse karakter voor krab ‘蟹 kon flauwvallen. De vorm van het karakter liet hem zo sterk aan het beest denken dat hij alleen nog de Kana ‘カニ’ versie kon gebruiken. Echter, de heer Mishima kon heerlijk genieten van krab, mitst het als gerecht was klaargemaakt. Hierdoor werd ik herinnerd aan mijn eigen fobie: mijn angst voor vissen.

Vissenogen zijn kil en koud, zijn lijf is bedekt met spiegelende schubben die licht fluorescerend weerkaatsen, en hij zwemt, samengedrukt met andere vissen, in een te kleine met water gevulde ruimte. Vissen bewegen geruisloos, dwalend door een uitbundig versierede vissentank, en steeds keren ze om, alsmaar hun tijd aan het doden.

Wanneer ik vrienden voor het eerst over mijn angst vertel kan ik, naast de blik van verwarring, steeds dezelfde vraag verwachten: ‘Maar eet je vis?’ Ja, ik eet zeker vis. Ik ben dol op sashimi en sushi, ik lust ze rauw, jazeker! Ook ga ik niet door het dolle heen als ik een dode vis in het water zie drijven, of een in stukken gesneden tonijn in de vrieskast vind. Mijn favoriete fotograaf, Araki, heeft een beeldschone foto van het afgesneden hoofd van een zalm met een bos bloemen in zijn mond en ik kan het zeker waarderen. Kleine goudvisjes vind ik leuk, en guppy’s ook—die houd ik sinds mijn kindertijd als huisdier. Zelfs sierlijke vechtersvissen die in afzonderlijke bekertjes worden verkocht vormen nooit een bedreiging.

Mijn vissenfobie is enigszins verwarrend in zijn ambiguïteit, ik ben namelijk niet tegen het algemene concept van ‘de vis’. Ik zou het eerder omschrijven als de angst voor diepzeelandschappen en grote vissen. De laatste keer dat ik een paniekaanval kreeg was terwijl ik aan het browsen was naar vintage handgetekende botanische plaatjes toen ik per ongeluk de categorie ‘leven in de zee’ aanklikte. Elk plaatje toonde vissen uit de oertijd, getekend vanuit verschillende perspectieven. Ondanks dat het maar tekeningen waren van vissen uit een ver verleden kon ik het aanzien nauwelijks uitstaan.

In China worden levende vissen in de supermarkt gehouden om de versheid en kwaliteit van het product te garanderen. Stel je de zoemende geluiden voor van de waterpompen en de UV lampen met hun griezelige blauwe licht! De stad waar ik vandaan kom, Shenzhen aan de zuidkust van China is beroemd om zijn visgerechten, en is dus een oneindige bron voor mijn nachtmerries.

Naarmate de jaren verstreken verergerde mijn symptomen. En dus bleef ik onderzoek doen naar mijn angst. Om er achter te komen waarom aquaria steeds in mijn dromen voorkwamen, las ik een boek over dromen door Freud. Volgens hem ligt de bron van dromen in onze ervaringen en onze jeugdherinneringen.

Terugdenkend aan mijn kindertijd herinnerde ik mij een zomer waarin ik samen met mijn neefje geobsedeerd naar een screensaver op een computerbeeldscherm keek. Het was een vreemde situatie waarin wij urenlang de zwemmende vissen nadeden. Op een bepaald ogenblik, terwijl we keken naar het scherm, werd ik ineens overvallen door een gevoel van angst en afzondering.

In mijn ergste nachtmerrie verdronk ik in een gesloten tank gevuld met water met mijn hoofd vastgeklemd aan de bodem van de smalle container. Boven mij zwommen enorme vissen met hun uitdrukkingsloze gezichten op en neer en om mij heen. Ze vielen mij niet eens aan, maar het voelde alsof tijd op dat moment stilstond in een eindeloze staat van wanhoop. Nadat ik wakker werd lieten de beelden mij niet los en bleef ik de angst heel de dag voelen!

Ik heb mijn conditie op het Internet opgezocht, en was opgelucht te vinden dat ik niet de enige gek ben. Er bestaat een woord voor mijn symptomen: ‘ichthyophobia’, meestal veroorzaakt door een traumatisch voorval.

Het is mij nooit duidelijk geworden wat de oorsprong is van mijn angst. Lang heb ik nagedacht of het misschien te maken heeft met een of andere aquatisch gerelateerde tragedie, zonder resultaat. Afgelopen zomer was ik teleurgesteld te ontdekken dat ik niet eens meer naar een vissenwinkel in de verte durfde te kijken, terwijl ik twee jaar geleden wel tien minuten in zo’n winkel kon doorbrengen. Ik heb geprobeerd mezelf te dwingen om naar vissentanks in de supermarkt te kijken en om niet bang te zijn. Maar elke keer dat ik er een zie sluit ik onmiddellijk mijn ogen, haal ik diep adem om mijn bonzende hart te kalmeren en loop ik zo snel mogelijk weg zodat de angst kan wegvloeien.

Ik geloof dat de essentie van het leven zich openbaart in sporen, in alle onvolmaaktheden, de gebroken stukken, de gebruikssporen die wij achterlaten op voorwerpen en oppervlaktes; meer dan in de successen die we in het leven tegenkomen. Maar wat is de essentie van een spoor (als er zoiets bestaat?)

Voor mij verklaart Roland Barthes dit door het beschrijven van de essentie van een broek: “Wat is de essentie van een broek (als er zoiets bestaat)? Het is zeker niet dat frisse, platgestreken object die je in het rek van het warenhuis vindt; het is eerder dat hoopje stof dat onachtzaam is achtergelaten waar de jongen ze uittrok, onzorgvuldig, lui, onverschillig. Er bestaat een relatie tussen de essentie van een object en zijn vernietiging: niet zozeer wat er achterblijft nadat het is verbruikt, maar wat er wordt weggeworpen als zijnde van geen enkele nut.” [1]

gerlach en koop, Opschuiven

De leegte verschijnt als een openbaring, als een verassing, het verbaast, het laat je verder door je eigen verbeelding drijven. De leegte verschijnt na het verloop van tijd, door de ophoping van stof op een oppervlakte waar een ding of object hangt, staat, of ligt. Pas wanneer het ding wordt verwijderd, verschijnt de spoor. Meestal wordt het niet met opzet gemaakt omdat het vanzelf verschijnt op de plekken waar je schilderijen, klokken, en planken hangt; waar meubilair geplaatst wordt, enzovoorts. Hoe meer tijd, stof, en licht de oppervlakte in kleur en verschijning aantast, hoe maar de spoor zich openbaart.

Wolfram Scheible

De leegte heeft het vermogen te verassen omdat het pas te zien is wanneer een object wordt verwijderd, een actie dat de persoon het idee kan geven dat hij of zij iets in hun huiselijke ruimte heeft ontdekt wat eerder bedekt gebleven bleef. Het is de onthulling van een letterlijk niets, een deel van de oppervlakte wat, doordat het bedekt bleef, niet door de laag stof omhult is zoals de rest van de oppervlakte.

De diefstal van Leonardo Da Vinci’s Mona Lisa trok een enorme menigte uit heel Europa om de plek en de leegte te aanschouwen achtergelaten door het gestolen schilderij, en dus niet het object zelf—die was immers gestolen.[2] En dus werd de status van het schilderij verder omhoog gedreven. Maar waarin ligt de kracht, de drijvende kracht om deze plek te willen bezoeken, enkel om de leegte te kunnen zien? Hier wordt de leegte de hoofdspeler in het verhaal, maar alleen omdat er ooit een schilderij hing met een bepaalde status. Met het voorbeeld van de Mona Lisa is het overduidelijk de status van het schilderij en de herinnering aan het beeld dat status aan de leegte verleent.

Wolfram Scheible

De spetter is een vreugdevolle spoor, als confetti op een oppervlakte. Meestal toont het zich in de vorm van kleine druppels, oftewel kleine puntjes op de oppervlakte. Soms verzamelen ze zich rond een grote centrale vlek. Soms lijken de spetters op sterren met een dikkere middendeel waaruit dunnen lijnen vertrekken en naar buiten rekken. Ze bestaan door het gooien van een fles wijn op de grond: het meeste vloeistof zal neerkomen waar de fles de grond raakt, maar rond dit centrale punt stuiteren kleine druppels op en vallen ze steeds verder van het middenpunt, of raken een andere oppervlakte zoals een tafelpoot of een muur. Het heeft iets weg van het spel met water, het plezier. Ook is het vreugdevol omdat het een oogwenk beschrijft, een moment dat niet langer dan een seconde duurt.

De waterval, die alleen aan de bodem spettert, is pure energie: het botsen van het water aan de oppervlakte, de ongecontroleerde manier waarop de druppels door de lucht schieten en landen totdat ze één worden met het vlakke water. Deze zelfde energie wordt gevisualiseerd in de spoor van de spetter, maar dan gefixeerd op de grond. Zoals in fotografie, waarin een moment in de tijd wordt bevroren, de dood van het object, het onbewegelijke beeld waarvan alle energie is ontnomen, zo is ook de spetter een unieke gebeurtenis.

De veeg is de aanraking. Het onderscheidt zich door zijn lichamelijkheid. In essentie is de veeg iets wat je met je vinger, hand, elleboog, of ander lichaamsdeel zou maken in combinatie met een medium waardoor de spoor tevoorschijn komt. Dit medium kan bestaan uit poeder, of iets vettigs, of een andere substantie dat op de oppervlakte ligt.

Vegen worden gemaakt door mensen, mensen met vieze handen, of vieze werkkleding die op de grond valt. Altijd is de veeg een menselijk iets, het resultaat van een gerichte actie, zoals de vegen die je op deuren vind: op een bepaald punt in de buurt van de rand van hun oppervlakte, op een hoogte tussen circa een en anderhalf meter van de grond.

Een spoor zonder geschiedenis bestaat niet. Het vertelt je dat er iets is gebeurt voordat je het spoor met eigen ogen ziet. Een spoor kan je vertellen wat er op een oppervlakte geweest is, of hoe lang de oppervlakte heeft bestaan. Een spoor kan de binnenste lagen van een oppervlakte zichtbaar maken, of de meest gebruikte plekken van een kamer onthullen. Een spoor kan in een ogenblik ontstaan, zoals een koffievlek, of er kunnen jaren over gaan, zoals in het uitzetten van een houten deur. De spoor toont de tijd zelf.


[1]Barthes, Roland. The responsibility of forms, pagina 158, University of California Press, 1991

[2] Leader, Darian. Stealing the Mona Lisa – What art stops us from seeing, Faber & Faber, London, 2002. Voor Leader is dit moment het beginpunt voor onze fascinatie voor lege galerieruimtes en de reden waarom we naar kunst willen kijken.

In de 18de eeuw was het simpel om de doden nieuw leven in te blazen: schuif het reanimatieapparaat in de anus en blaas snel een rookwolkje het rectum in. Zo zou het levenloze lichaam weer tot leven komen.

Het gereedschap bestond uit een balg – oorspronkelijk de blaas van een varken – een pijp, een mondstuk, en een kegel voor het inbrengen. De techniek werd in 1746 populair, toen een verdronken vrouw weer tot leven werd gebracht dankzij een opgerold stuk papier en de pijp van een zeeman. Door dit verhaal kwamen er dankzij “Het Instituut voor het Bieden van Onmiddellijke Noodhulp aan Personen Mogelijk Overleden aan de Gevolgen van Verdrinking” op verschillende plekken aan de Thames hulppakketten neergezet, en werd er een speciale hulpcentrum gebouwd bij de Serpentine vijver in Hyde Park om verdronken ijsschaatsers te reanimeren.

Twijfels over de geloofwaardigheid van de tabaksrookklysma’s leidde tot de Engelse uitdrukking ‘blowing smoke up your arse,’ hoogstwaarschijnlijk naar aanleiding van een reeks gefaalde experimenten, zoals de massale reanimatieproef in een Parijse lijkenhuis. Maar toch behoorde het object meer dan honderd jaar tot de gebruikelijke gebruiksvoorwerpen van geneeskundige praktijken in Europa en Amerika, en dan niet alleen met als doel te reanimeren, maar ook om constipatie, hernia’s, en intestinale blokkades te verhelpen.

In het Wellcome Collection museum in Londen vindt men een bewaard gebleven voorbeeld van het klysma gereedschap. De volgende tekst is naast het werk te lezen: ‘Er zijn geen voorvallen bekend waarin de Tabaksrookklysma succesvol is toegepast.’ Het is wellicht een korte tekst, maar het suggereert een subtekst, namelijk: ‘Kijk eens hoe dom ze waren. Wij weten wel beter.’

Maar is dat wel zo? Verder op in de straat waar het museum staat zien we een billboard waar het derriere van Brits model Kelly Brook centraal staat. Ze draagt Reeboks EasyTone sneakers: een soort schoen die bij het lopen zogenaamd de billen 28% harder traint dan normale schoenen. Zelfs toen de Amerikaanse Federal Trade Commission ingreep en eiste dat Reebok zijn claim introk, bleven de schoenen massaal verkopen.

Deze vraag speelt door mijn hoofd terwijl ik aan het zappen ben en op Pitch TV beland. Celebrity bouwvakker Tommy Walsh demonstreert de Paint Pad Pro, een tool om mee te schilderen met de ‘snelheid van een roller en de precisie van een kwast’. De verf glijdt over het behang en bedekt onmiddellijk. Ik staar naar de groezelige muren van mijn kamer.

Volgende zender: met een elegante beweging gooit de presentatrice azijn, olie, eieren, sinaasappelsap en een blik tomaten over de vloer. Ze pakt de Whizz Mop op, zwaait het over de smurrie heen. ‘Kijk! Alles weg en zonder strepen! Wat doen we nu?’ De mannelijke presentator glimlacht naar zijn knappe assistente. ‘Whizz!’ zegt ze, terwijl ze de Whizz Mop in een emmer plaatst en het pedaal pompt om het dweilhoofd te drogen.

Ik zap terug: ‘En het afneembaar verlengstuk krijg je er ook nog eens bij! Geen ladder meer nodig! Geen spetters! En wacht! We zijn zo volledig overtuigd van ons product dat we de pads gratis en voor niets verdubbelen!’ Ik kijk op de Amazon site. Meer dan 1 ster krijgt het product niet van zijn consumenten, behalve twee dubieuze vijf sterren.

Ter goeder trouw werd de tabaksrookklysma toegediend; zowel patiënt als toediener waren overtuigd van zijn werking. Maar het wordt vrij snel duidelijk dat je niet dunner wordt van EasyTone schoenen, de Whizz Mop en de Paint Pad Pro geenszins superieur zijn vergeleken met de doorsnee dweil of verfroller. Hoe kan het dan dat wij, met al onze kennis en wijsheid, toch deze producten blijven kopen?

In 1947 vroeg Buckminster Fuller zichzelf deze zelfde vraag af toen hij het fictieve bedrijf Obnoxico oprichtte om kritiek te leveren op de verkoop van waardeloze producten. Het bestond uit een nepcatalogus, waarin een gouden afdruk van de laatst gedragen pamper van een baby als sterproduct werd geëtaleerd: een memento van het moment dat het kind zindelijk geworden is, tastbaar gemaakt als object. ‘Op een of ander manier is het theoretische concept van Obnoxico, vijfentwintig jaar later realiteit geworden,’ schrijft Fuller in de jaren 70. ‘Terwijl de banken om steeds meer spaargelden vragen (zodat ze jouw geld aan andere kunnen uitlenen, profiterend van de bijbehorende rente), zuigt de Obnoxico industrie een steeds groter aandeel van de overblijvende besparingen op wanneer het wordt uitgegeven, zij het om sentimentele redenen of voor de grap, aan doorzichtige plastic toiletbrillen waarin dollar biljetten gegoten zijn.’

Wij leven in een wereld gevuld met Obnoxico producten, gepaard met een marketing industrie die gespecialiseerd is in het manipuleren van de massa. In 2004 richtten twee studenten uit Tsjechië een supermarkt, Czech Dream op in een veld in Praag. Een vooraanstaande marketingkantoor werd ingehuurd om TV en radio advertenties uit te zenden, 200,000 pamfletten uit te delen, een website te bouwen; alles om producten voor onvergelijkbare prijzen te adverteren. Het project werd gefilmd en eindigede bij het openen van het gebouw. De studenten, gekleed als zakenmannen, knipte het lint door, waarna 3,000 mensen met hun boodschappenkarren richting de hypermarkt renden, om enkel een façade van canvas tegen te komen. Langzaam verschijnt er een blik van kwelling over hun gezichten als ze doorhebben dat zij de dupe zijn geweest. Het gehele project was fictief.

Maar marketing is niet de enige reden waarom we Obnoxico producten blijven kopen. Vaak hebben producten met een dubieuze waarde een dubbele, minder voor de hand liggende functie dat ze in de markt houdt. De tabaksrookklysma kreeg een andere functie om – op nogal ongelukkige wijze – het einde van een leven te ritualiseren. Het proces gaf een doel aan de arts die de dood van de persoon zou moeten verifiëren, en de rouwende waren gerustgesteld met het idee dat ze ‘alles gedaan hadden wat ze konden doen’. Voor de overlevende gaf het hoogstwaarschijnlijk een psychologische en lichamelijk effect dat het verwerken makkelijker maakte. Op vergelijkbare wijze kopen mensen de Reeboks EasyTone schoenen zodat ze even het gevoel hebben te investeren in hun gezondheid, wat weer invloed heeft op hun gemoedstoestand. Soms merken ze een verbetering in hun derriere, ook al bestaat dit maar tussen hun oren.

Dit heet het placebo effect en wordt door psychiaters beschreven als ‘elke therapie die wordt voorgeschreven omwille van zijn therapeutische effect op een symptoom of ziekte, maar dat in feite niet effectief of niet specifiek effectief is op het symptoom of de ziekte die behandeld wordt.‘ Als we in een medicijn geloven wordt er een boodschap gestuurd naar de hypofyse waarna lichaamseigen stoffen worden afgegeven die het helen bevorderen.

Placebo’s zijn vaak de oorzaak van rooddoorlopen gezichten: wanneer de nieuwe wonderdrugs van de farmaceutische industrie vergeleken worden met suikerpillen blijken de helft het vaak even goed te doen als de placebo. Hetzelfde geldt voor geneeskundige procedures. Toen dokter Edzard Ernst een diagnostische procedure uitvoerde op de longen van een bejaarde reageerde de patiënt met: ‘Dat was geweldig! Ik voel me nu al een stuk beter! De pijn is al bijna helemaal voorbij.’ Placebo’s zijn zo effectief dat er vaak wordt gedebatteerd tussen de Britse politieke partijen, dokters, en psychologen met de vraag of er een plek is voor placebo’s in de Britsegezondheidszorg.

Het onbetwistbare geloof die wij ooit in God, natuur, en zelfs hekserij plaatsten hebben wij vandaag verplaatst naar de wetenschap en technologie. Dingen zonder echte werking—pillen en procedures, kunnen het gemoedstoestand verbeteren door ons geloof erin. Deze dingen zijn makkelijk te ontwerpen. Het zou heel goed kunnen dat de draden van de thermostaat die aan de muur hangt zijn doorgesneden,maar en alleen nog maar aan je verbeeldingskracht verbonden staan. Maar draai de knop warmer en je zult zien dat je je warmer voelt: bazen in Wall Street gaven toe dat deze truc hun bakken met geld bespaart heeft. De ‘sluit de deur’ knop in de lift werkt alleen wanneer de ingenieur zijn sleutel erin steekt, sommige zeggen dat het enkel bestaat om ons de illusie van controle te geven. Is het je ooit opgevallen dat het vooral lijkt te werken als je er meermaals op drukt?

Dus, als het resultaat goed is, is het dan verantwoord om mensen te misleiden, en juist verkeerd om ze de waarheid te geven? Soms is dit misschien we zo, maar omdat we niet altijd weten wat placebo is en wat niet, kunnen we niet alles bekritiseren. Het is een onomkeerbaar proces: de placebo veranderd ogenblikkelijk van nuttig naar nutteloos zodra wij de waarheid kennen. Het is moeilijk te zeggen wanneer het noodzakelijk is te weten dat wij de dupe zijn, het is dan immers te laat. Zouden wij het dan moeten toestaan dat deze uitgebreide spektakels in onze hoofden worden gevormd?

Placebos – Latijns voor ‘ik zal tevredenstellen’ – werken voor verschillende doeleinden. Maar hoewel ze vaak gebruikt worden met goede intenties, worden ze ook vaak gedreven door minder goedaardige doeleinden. Ook moeten wij bewust zijn van de kwade tweeling van de placebo: de nacedo, oftewel ‘ik zal kwaad doen’. Voodoo bezweringen die tot de dood geleid hebben worden verklaard als extreme nocebo reacties. Recentelijk werd er tijdens een autopsie van een man gestorven aan kanker onthuld dat zijn tumor niet groot genoeg was om hem te doden. Was het dan, zoals de dokter suggereerde, de verwachting van de dood die hem deed sterven?

Om dit meesterwerk in zijn oorspronkelijke vorm te scheppen beweegt de geest sneller dan de pen: items, doorgekruiste woorden, spelfouten, opnieuw opgeschreven gedachten, vraagtekens, lijsten binnen lijsten, omcirkelde woorden, bulletpoints, en afgevinkte items verspreiden zich over de pagina. De marges, het einde van de lijst, en de ruimte tussen de regels bieden de mogelijkheid om informatie toe te voegen dat het brein eerder niet bij kon houden of die het gewoonweg was vergeten. Soms worden deze secundaire ingevingen in een andere kleur geschreven als er een andere pen moet worden bijgehaald.

Het gaat de maker niet om het ontwerpen van hun gedachten maar juist om het maken van een tastbare visuele ordening ervan. De achterkant van een briefkaart, een oude envelop, wat kladpapier, een smartphone, een bewaard e-mail concept, een treinkaartje, of een post-it brief worden het canvas waarop de montage van het brein wordt geprojecteerd.

Lijsten maken komt overal voor maar is tegelijkertijd een totaal individualistische activiteit. Aan het opschrijven van een lijst hangt een gevoel van urgentie: onderweg of tussen twee taken in worden items toegevoegd. Misschien ligt het aan de omvang van deze druk dat gangbare schrijfstijlen worden genegeerd. De gedrukte lijnen op het papier worden misbruikt, woorden worden erover heen gekerfd in plaats van netjes binnen de lijnen, stokletters worden gedempt terwijl de staarten overdreven worden, marges gelden niet meer als een no-go area voor tekst maar zijn juist een plek gevuld met woorden, bijkomende ideeën, cijfers, schetsen, en vraagtekens.

In een moment van rust kan ervoor gekozen worden deze gedachtes in betere vorm of volgorde plaatsen, mogelijk op volgorde van prioriteit of op alfabet. Dit is iets wat later gedaan kan worden. Soms is het nodig de lijst in zijn geheel opnieuw te formuleren, bijvoorbeeld om het voor anderen verstaanbaar te maken. Op dit moment kan design een rol beginnen te spelen: kleurcodering, selectie van lettertype, grootte van marges, lengte van lijnen.

Er bestaat een onbesproken hiërarchie binnen de verschillende vormen van lijsten die voorkomen in onze dagelijks leven. Vertrektijdlijsten, boodschappenlijsten, cadeaulijsten, haatlijsten, wenslijsten, ledenlijsten, menu-van-de-daglijsten, inhoudsopgaven, registers, voorraadlijsten, ontbrekende lijsten, menu’s en gastenlijsten. Verschillende lijstvormen worden uitgevoerd met hun bijpassende bekende en vertrouwde vorm. Registers worden op alfabet gesorteerd, boodschappenlijsten op wat men onthoudt, vertrektijden op chronologische volgorde, enzovoorts.

Wanneer een lijst gevonden wordt door een ander dan de maker worden mogelijk verschillende aspecten ervan onderzocht. De grafoloog lijkt naar de ruimte tussen de regels, de rondingen of de krullen van de letters, de grootte van de hoofdletters, de marges om de tekst heen en de helling van het handschrift. De kunstenaar droomt van het verhaal wat de lijst vooraf ging en hoe het verder gaat. De nieuwsgierige kijkt om zich heen om de eigenaar te ontdekken. Anderen zijn niet geïnteresseerd.

Wanneer een individu grote talenten of kwaliteiten heeft getoond wordt de inhoud van een lijst die zij gemaakt hebben van waarde voor anderen. Het leven van grote wetenschappers, musici, acteurs, schrijvers en ontwerpers worden ontleedt door het publiceren van hun dagboeken en schriften. Zowel de inhoud van hun huis als de inhoud van hun geest wordt tentoongesteld. Persoonlijke informatie, slordig over de pagina heen gekrabbeld, vol met veranderingen en fouten, zouden inzicht geven op een gemoedstoestand. Ineens onthult een boodschappenlijst de geheimen van een levensstijl, een ongeziene kant van het karakter.

Deze informatie, analyse, formaat, of verhaal is niet van belang voor de auteurs—zij zijn enkel geïnteresseerd in de inhoud. Hun document wordt geplaagd door encryptie en codering, verschillende manieren van aftekenen, aankruisen, doorkruisen, en omcirkelen. Alleen een paar items zijn genummerd waar een poging tot het stellen van prioriteiten wordt gedaan. Sommige gaan gepaard met een datum voor deadlines of einddata waardoor hun belang benadrukt wordt, een tikkende herinnering. Deze tegenstellingen hoeven voor anderen niet begrijpbaar te zijn.

Een gemaakte lijst zit triomfantelijk bovenop de stapel belangrijke papieren. Het is veelzijdig en kan gebruikt worden als bladwijzer, coaster, een ruimte om op te schetsen; het siert met belangrijke dingen, dingen om niet te vergeten, en notities. De lijst gaat met zijn tijd mee. Elke stempel op deze creatie maakt onderdeel uit van zijn bestaan. Door de vouwen in het papier ontstaan plooien tussen de ongebruikte lege regels: zij gaan de strijd aan met de gedachtesdie er overheen geschreven staan. Een nieuwe dimensie wordt aan de vorm toegevoegd waar de auteur de hoeken van het papier heen en weer tussen de vingers heeft gerold.

Een lijst door Charles Darwin

Aan het hoogtepunt van zijn bruikbaarheid houdt de lijst gezag over zijn schepper: de onafgevinkte items staren de auteur terug en laten hem schuldig voelen voor dat wat nog niet is volbracht. Een wederzijdse weerzin begint te ontstaan en andere lijsten maken hun intrede. Voordat de lijst zijn piek heeft bereikt belandt hij aan de bodem van een tas, op de vloer van de supermarkt, bedekt met kruimels in de kier van de bank, verfrommelt in de boodschappenmand, tussen de laatste pagina’s van een boek, in de papierversnipperaar, aan de achterkant van een andere lijst, gepropt onder een wankele tafelpoot, onder een tekening, op de stoep, hulpeloos in de prullenbak naast de envelop die niet gekozen werd of naast een lijst waarvan de meeste items wel heel efficiënt zijn doorgestreept.

Als de kleine kans zich voordoet dat de lijst opnieuw ontdekt wordt door zijn schepper ervaren zij mogelijk opnieuw het gevoel van tevredenheid dat ontstaat bij het afvinken van meerdere items op de lijst. Het eenduidig gebaar van het tekenen van een streep of het flikken van een vinkje verhoogt het bereiken van voltooiing.