241 Things

1000 Things is een subjectieve encyclopedie van inspirerende ideeën, dingen, personen en gebeurtenissen.

Lees de meest recente artikelen, of mail de om bij te dragen.

Studium Generale 1000things lectures, The Hague

241 Things

Nederlandse vertaling volgt.

Deze ochtend staat Marina Abramović bij de ingang van de Serpentine Gallery in Londen om de eerste bezoekers van de dag te verwelkomen aan haar performance, 512 hours. ‘Most artists do not say good morning, but I do! Good morning!’ zegt ze, en ze kijkt elke bezoeker diep in de ogen. Wanneer we eenmaal binnen zijn wordt ons gevraagd onze telefoons en tassen achter te laten in de kluisjes van de galerie.

Een strook zwarte stof wordt mij aangereikt en ik wordt naar een witte ruimte geleid waar een twintigtal geblinddoekte bezoekers langzaam door de kamer schuifelt. Om zichzelf georiënteerd te houden glijden de meesten met hun handen langs de muren.Gedempte klanken galmen door de ruime tentoonstellingsruimte waar onze lichamen de enige obstakels zijn voor geluid. Met mijn zicht ontnomen wordt ik herinnerd aan het duiken naar de bodem van de oceaan en het blauw wat zich uitstrekt naar een oneindigheid die zowel eindeloos als verstikkend en claustrofobisch is.

De surveillant die mij geblinddoekt heeft spint mij zachtjes in het rond zodat ik, gedesoriënteerd, moet vertrouwen op mijn gehoor, hoewel ik weinig maken kan van de doffe akoestiek. Ook mijn handen vinden de muur en volgen de contouren van de kamer. Af en toe bots ik tegen een ander lichaam waardoor wij beiden zachtjes giechelen. De warmte van de aanraking, de lichamelijkheid van het leven en de energie binnen de ander is in schril contrast met de klamme koelte van de muur. Terwijl ik mijn weg probeer te vinden, merk ik dat ik uitkijk naar deze intieme ontmoetingen die, zonder oogcontact, afhankelijk zijn van zintuigen waarvan ik normaliter veel minder bewust ben.

Ineens strekt een zachte hand zich uit naar de mijne. Het is een tijd gelden dat ik een hand heb vastgehouden, en dit onverwachts contact voelt als de warmte van een omhullende omhelzing. Een rustige, zachtaardige stem begint te spreken: ‘Loop heel langzaam, zo langzaam als je kan. Wees bewust van elke beweging.’ Zijn kalmerende stem echoot een gelijkenis aan liefde. Zwijgzaam lopen wij verder, hand in hand.

Zijn woorden wekken een diep genesteld gevoel: er wordt voor mij gezorgd terwijl ik toegeef aan mijn hulpeloosheid. Even ben ik verliefd, het soort liefde wat thuiskomst impliceert, misschien wel de grootste liefde van allemaal! Enkele ogenblikken later wordt mijn hand bevrijdt, ‘Ga verder zonder mij.’ En ik ga door, zwevend door een zichtloze wereld, glijdend op de nagloed van de meest vluchtige verliefdheid die ik ooit heb gekend.

Rolf Nowotny, Deaf Parent, 2013

Zonder blinddoek loop ik naar de volgende kamer waar een meisje met een vriendelijk gezicht, ook een surveillant, mij naar een ruimte brengt waar twee lange rijen kampeerbedden uitgestald staan. In de meeste liggen bezoekers die grote gehoorbeschermers over hun oren dragen. Het lijkt alsof ze slapen. Ze wijst naar een leeg bed, en ik ga liggen. Ze dekt mij toe met een dunne paarse katoenen deken en wanneer ik mijn ogen sluit, zweeft haar gezicht boven mij. Ook deze keer bevindt ik mij in een wereld zonder zorgen waarin ik door dit moederfiguur naar een lang vergeten staat van overgave wordt bewogen. Zoals de herder tijdens blindheid mijn geliefde was, zo is zij mijn [tijdelijke] moeder.

Na mijn ervaringen in de tentoonstellingsruimte bezoek ik het toilet. Terwijl ik op mijn beurt wacht verschijnt vanuit een wc hok het meisje wiens gezicht zweefde in de duisternis van mijn gesloten ogen. Wij lachen naar elkaar, maar de tederheid van onze eerdere uitwisseling is volledig verdwenen en weer zijn wij teruggeworpen naar de status van vreemden. En ook de tentoonstellingruimte is wederom zichzelf: de white cube als vanouds.

En dan besef ik dat ik gevallen ben voor de Marina methode ondanks de vele redenen om op mijn hoede te zijn: haar omarming van celebrity-status, de vreemde goddelijke personage die ze nastreeft, hoe de surveillanten worden betaald om mij van een ‘authentieke’ ervaring te voorzien, en hoe de performance in feite niet veel verschilt van een oefening in new age mindfulness. Toch, ondanks dit bewustzijn, heb ik maar al te graag toegegeven.

Ik heb een kunstcriticus ontmoet, een man van ver in de zeventig, die me vertelde over New York in de late jaren zestig en over Max’s Kansas City: een onwerkelijk soort ontmoetingsplaats waar je beroemdheden kon spotten als de Velvets, William S. Burroughs, Stanley Kubrick, Janis Joplin, Dan Flavin, Mick Jagger, Bob Dylan, Dennis Hopper...de lijst is duizelingwekkend en schijnbaar eindeloos.

Max’s was een punt van samenkomst voor de meest creatieve geesten van hun tijd. Met enig geluk kon je vroege incarnaties van Blondie, Lou Reed of David Bowie zien optreden. Of misschien zou je het New Yorkse debuut Bob Marley and the Wailers hebben gezien, met Bruce Springsteen in het voorprogramma.
Kritische recensenten krijgen meestal wat weerstand te verduren. Ook deze criticus werd soms vijandig aangekeken door kunstenaars waar hij licht spottend over had gedaan. Om zich iets veiliger te voelen bij de valse blikken van de extravagante Warholianen achterin de bar en de snijdende opmerkingen die de Abstract Expressionisten hem toeslingerden tussen hun gewichtige discussies in, liet hij zich bij binnenkomst begeleiden door de gespierde Robert Smithson.
“Ik ontmoette Iggy Pop in Max’s Kansas City in 1970 of 1971,” herinnert zich David Bowie. “Ik, Iggy en Lou Reed aan een tafel met volstrekt niets om elkaar te vertellen, gewoon naar elkaars oogmake-up aan het kijken.”

Myra Friedman, bezoeker van de bar, legt uit:

Max's was veel meer dan een magneet voor seks, spelletjes en drugs. Het was een aardse, animerende hangplek, en de mensen die Mickey er liet blijven voor uren achtereen waren een slag apart, wanneer “apart” zijn nog betekenis had op deze wereld. Ik herinner me een heleboel gesprekken met een heleboel mensen die enorm veel te vertellen hadden, en als ik er nu op terugkijk, lijkt het wel alsof de grondstemming van deze plek het laatste ‘hoera’ was van een echt Amerikaans Bohemen. Net als een groots geschrift koos de plek het luchtruim vanaf het moment dat het openging. Het had prachtige vleugels; het zweefde.

Het zal niet als verassing komen dat velen van de gasten van Max’s moeite hadden met het betalen van hun krediet. En, volgens de typische kunstenaarstraditie betaalden ze vaak hun schuld met kunstwerken. Mickey was zo gretig om zichzelf met kunstenaars, muzikanten en schrijvers te omringen dat hij hen toestond om duizenden dollars aan eten en drinken uit te geven. Een paar biertjes in ruil voor een Carl Andre? Dat klinkt als een prima deal voor Mickey.

De ruilhandel bleek echter niet te voldoen. Kunstenaars drinken wel, maar betalen niet,” zei Mickey. En inderdaad, Mickey ging failliet in 1974.