
In het buitenland kom je volop nieuwe dingen tegen, gewoonten en tradities. Een onontkoombare confrontatie met het onbekende schuilt in de badkamer: de buitenlandse wc. Iedereen die bijvoorbeeld ooit naar Japan is geweest, begrijpt meteen hoe een bezoek aan het toilet een avontuur kan worden. De meer exclusieve wc’s werken daar volledig automatisch, en de echt luxe modellen bieden nog meer extra’s.


Slavoj Zizek vind zijn eigen voorbeelden van de culturele codes die inherent zijn in een object dat zo banaal en alledaags is als de ‘porseleinen troon’:
Bij een traditioneel Duits toilet bevindt het gat waarin de poep verdwijnt zich helemaal aan de voorkant, zodat de poep allereerst voor ons ligt uitgestald om aan te ruiken en te inspecteren voor eventuele ziekten; in het typisch Franse toilet bevindt het gat zich ver naar achteren zodat de poep zo snel mogelijk verdwijnt; tenslotte vormt het Amerikaanse toilet een soort synthese, een middengebied tussen deze tegenpolen- het wc-bassin is vol water, zodat de poep erin drijft, zichtbaar, maar niet om geïnspecteerd te worden. Het is geen verassing dat Erica Jong, in de beroemde behandeling van verschillende Europese toiletten in het begin van haar halfvergeten Fear of Flying, spottend stelt dat ‘Duitse toiletten de eigenlijke sleutel zijn tot de gruwelen van het Derde Rijk. Mensen die zulke toiletten kunnen maken zijn tot alles in staat.’ Het is duidelijk dat geen van deze varianten kunnen worden verklaard in termen van gebruiksnut: een zekere ideologische opvatting over hoe het subject zich zou moeten verhouden tot de duidelijk onplezierige afvaluitstoot van het lichaam is hier duidelijk uit op te maken.
Zizek, Slavoj. How to Read Lacan. London: Granta Books, 2006