
Ik heb een kunstcriticus ontmoet, een man van ver in de zeventig, die me vertelde over New York in de late jaren zestig en over Max’s Kansas City: een onwerkelijk soort ontmoetingsplaats waar je beroemdheden kon spotten als de Velvets, William S. Burroughs, Stanley Kubrick, Janis Joplin, Dan Flavin, Mick Jagger, Bob Dylan, Dennis Hopper...de lijst is duizelingwekkend en schijnbaar eindeloos.




Myra Friedman, bezoeker van de bar, legt uit:
Max's was veel meer dan een magneet voor seks, spelletjes en drugs. Het was een aardse, animerende hangplek, en de mensen die Mickey er liet blijven voor uren achtereen waren een slag apart, wanneer “apart” zijn nog betekenis had op deze wereld. Ik herinner me een heleboel gesprekken met een heleboel mensen die enorm veel te vertellen hadden, en als ik er nu op terugkijk, lijkt het wel alsof de grondstemming van deze plek het laatste ‘hoera’ was van een echt Amerikaans Bohemen. Net als een groots geschrift koos de plek het luchtruim vanaf het moment dat het openging. Het had prachtige vleugels; het zweefde.

Het zal niet als verassing komen dat velen van de gasten van Max’s moeite hadden met het betalen van hun krediet. En, volgens de typische kunstenaarstraditie betaalden ze vaak hun schuld met kunstwerken. Mickey was zo gretig om zichzelf met kunstenaars, muzikanten en schrijvers te omringen dat hij hen toestond om duizenden dollars aan eten en drinken uit te geven. Een paar biertjes in ruil voor een Carl Andre? Dat klinkt als een prima deal voor Mickey.

De ruilhandel bleek echter niet te voldoen. Kunstenaars drinken wel, maar betalen niet,” zei Mickey. En inderdaad, Mickey ging failliet in 1974.






